ECLI:NL:OGEAA:2015:453

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 oktober 2015
Publicatiedatum
2 november 2015
Zaaknummer
EJ nr. 1045 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over beëindiging arbeidsovereenkomst en betaling achterstallig loon

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster A, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A.R. Bryson, een verzoek ingediend tegen de Stichting Desaroyo Educativo Comunitario. Het verzoek betreft de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de betaling van achterstallig loon. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 18 mei 2015 werd ingediend, gevolgd door een exploot van betekening op 7 september 2015. De stichting heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen op de zitting.

A verzoekt de rechter om te verklaren dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd op 31 mei 2015 en dat de opzegging kennelijk onredelijk is. Daarnaast vraagt A om veroordeling van de stichting tot betaling van achterstallig loon over de maanden februari tot en met mei 2015, de cessantia-uitkering, schadevergoeding en de kosten van de procedure. De rechter heeft vastgesteld dat A, na het verkrijgen van een ontslagvergunning, geen loon heeft ontvangen over de maanden februari tot en met mei 2015, wat heeft geleid tot haar beslissing om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.

De rechter heeft A in het gelijk gesteld voor de betaling van het achterstallig loon van AWG 4.400,00, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente. De gevorderde verklaring voor recht dat de opzegging onregelmatig is, is afgewezen omdat A zelf heeft opgezegd. De cessantia-uitkering van AWG 1.523,00 is eveneens toegewezen, met rente vanaf de datum waarop de stichting in verzuim raakte. De stichting is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op AWG 50,00 griffierecht, AWG 203,40 aan explootkosten en AWG 900,00 aan salaris van de gemachtigde. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 27 oktober 2015
Behorend bij EJ nr. 1045 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
A,
wonende te Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: A,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson,
tegen:
STICHTING DESAROYO EDUCATIVO COMUNITARIO,
gevestigd te Morgenster 8 in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de stichting,
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met productie, ingediend op 18 mei 2015 en het exploot van betekening d.d. 7 september 2015, waarbij de stichting is opgeroepen om op 15 september 2015 een verweerschrift in te dienen. De stichting heeft geen gebruik gemaakt van de aan haar aangeboden mogelijkheid om verweer te voeren.
1.2
De beschikking is bepaald op heden.

2.HET VERZOEK

Het verzoek strekt ertoe om bij beschikking:
- voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze op 31 mei
2015 is beëindigd en dat de opzegging kennelijk onredelijk is;
- de stichting te veroordelen om het achterstallig loon over de maanden februari tot en
met mei 2015 aan A uit te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging
ex artikel 7A;1614q BW en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid;
- de stichting te veroordelen om de cessantia-uitkering aan A te betalen,
vermeerderd met de wettelijke rente;
- de stichting te veroordelen aan A schadevergoeding naar billijkheid toe te
kennen;
- de stichting in de kosten van deze procedure te veroordelen.

3.DE BEOORDELING

3.1
A stelt onweersproken dat, na door de stichting verkregen ontslagvergunning, het loon over de maanden februari tot en met mei 2015 niet is betaald. A voelde zich hierdoor genoodzaakt de arbeidsovereenkomst op te zeggen tegen 1 juni 2015. Uit de overgelegde stukken volgt dat het netto maandloon AWG 1.100,00 bruto bedroeg. Aldus wordt een bedrag van AWG 4.400,00 toegewezen, zijnde het loon over de maanden februari tot en met mei 2015, vermeerderd met de wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente vanaf 11 maart 2015 tot de dag der voldoening.
3.2
De gevorderde verklaring voor recht dat de opzegging onregelmatig is wordt afgewezen wegens een rechtens te respecteren belang en tevens omdat A zelf opgezegd heeft.
3.3
De cessantia-uitkering ad AWG 1.523,00 ( AWG 1.100,00 x 3 : 13 = weekloon ad AWG 253,84) is eveneens toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2015, zijnde de dag waarop de stichting in verzuim raakte, tot de dag der voldoening.
3.4
Wat betreft de stelling van A dat het ontslag kennelijk onredelijk is wordt als volgt overwogen. Nu A het dienstverband zelf heeft opgezegd, kan er geen sprake zijn van een kennelijk onredelijk ontslag. De gevorderde verklaring voor recht en vergoeding worden om deze reden afgewezen.
3.5
De stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden begroot op AWG 50,- griffierecht, op AWG 203,40 aan explootkosten en op AWG 900,- aan salaris van gemachtigde.
4.DE BESLISSING
De rechter:
4.1
veroordeelt de stichting om aan A te betalen het bedrag van AWG 4.400,00 aan achterstallig loon over de maanden februari tot en met mei 2015, vermeerderd met de wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente vanaf 11 maart 2015 tot de dag der voldoening;
4.2
veroordeeld de stichting aan A te betalen de cessantia-uitkering ad AWG 1.523,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2015 tot de dag der voldoening;
4.3
veroordeelt de stichting in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van A wordt begroot op AWG 50,00 aan griffierecht, AWG 203,40 aan explootkosten en AWG 900,00 aan salaris van de gemachtigde;
4.4
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.