ECLI:NL:OGEAA:2015:454

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 oktober 2015
Publicatiedatum
2 november 2015
Zaaknummer
E.J. 1049 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsgeschil tussen verzoeker en verweerder over loonbetaling en arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.F.J. Caster, een verzoek ingediend tegen verweerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.M.E. Mohamed, met betrekking tot een arbeidsgeschil. Verzoeker heeft in de periode van 27 december 2013 tot 6 maart 2014 als 'cashier/waiter' gewerkt voor verweerder tegen een netto uurloon van AWG 8,00. Verzoeker heeft gesteld dat hij te weinig loon heeft ontvangen, aangezien het minimum uurloon AWG 9,00 bedraagt. Na een mislukte bemiddeling door de Directie Arbeid en Onderzoek, heeft verzoeker verweerder gesommeerd om een bedrag van AWG 2.052,50 te betalen, wat resulteerde in deze procedure.

De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker op basis van een arbeidsovereenkomst heeft gewerkt, en niet op basis van een stage- of oproepovereenkomst, zoals verweerder had betoogd. De rechter heeft geoordeeld dat verzoeker in totaal AWG 1.663,28 netto te weinig heeft ontvangen, inclusief het loon over de maand maart 2014. De rechter heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 december 2014. Daarnaast is verweerder in de kosten van de procedure veroordeeld, en zijn de buitengerechtelijke kosten afgewezen omdat er geen bewijs was van buitengerechtelijke activiteiten.

De uitspraak is gedaan op 27 oktober 2015, waarbij de rechter de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard en het meer of anders verzochte heeft afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 27 oktober 2015
Behorend bij E.J. 1049 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te Aruba,
verzoeker, hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. A.F.J. Caster,
tegen:
[verweerder]
wonende te Aruba,
verweerder, hierna ook te noemen: [verweerder],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift
- de behandeling ter zitting van 15 september 2015 en de daarvan gemaakte aantekeningen.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
In de periode 27 december 2013 tot 6 maart 2014 heeft [verzoeker] werkzaamheden verricht voor [verweerder] als ‘cashier/waiter’ tegen een netto uurloon van AWG 8,00.
2.2 [
verzoeker] hield de door hem gewerkte uren zelf bij en ontving op basis hiervan loon.
2.3
Op 3 juli 2014 heeft [verzoeker] zich tot de Directie Arbeid en Onderzoek gewend met het verzoek te bemiddelen in een arbeidsgeschil met [verweerder]. Uit het rapport, opgesteld door K. Luidens, consulent arbeidsgeschillen, blijkt dat het loon van [verzoeker] in strijd is met de Landsverordening Minimumloon. De bemiddeling mislukt.
2.4
Bij brief van 24 november 2014 deelt [verzoeker] [verweerder] mee dat hij te weinig loon heeft ontvangen omdat het minimum uurloon AWG 9,00 is. [verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag ad AWG 552,50. Tevens maakt [verzoeker] aanspraak op betaling van een bedrag ad AWG 1.500,00, te betalen in twee termijnen, welk bedrag door [verweerder] zou zijn toegezegd. [verzoeker] sommeert [verweerder] een bedrag ad AWG 2052,50 vermeerderd met 15% incassokosten binnen 10 dagen te betalen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen worden getroffen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
verzoeker] verzoekt bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, hem toe te staan kosteloos te mogen procederen en [verweerder] te veroordelen tot betaling van een bedrag
AWG 2.016,00 vermeerderd met AWG 302,40 aan incassokosten en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2015 tot de dag der voldoening en met veroordeling van [verweerder] in de kosten van het geding.
3.2
Aan deze verzoeken legt [verzoeker] het hiervoor vermelde feitencomplex ten grondslag.
3.3 [
verweerder] voert hiertegen verweer dat bij de beoordeling aan de orde komt. .

4.DE BEOORDELING

4.1
Op de eerste plaats is aan de orde de vraag of [verzoeker] op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden heeft verricht voor [verweerder], dan wel op basis van een stage/oproepovereenkomst. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.2
Uit het niet weersproken urenoverzicht (productie 4 van [verzoeker]) volgt dat [verzoeker] in de periode van 31 december 2013 tot en met 5 maart 2014 gedurende zes dagen per week werkzaamheden heeft verricht bij [verweerder]. Uit dit overzicht volgt dat [verzoeker] in de regel begon rond 15.00 uur en doorwerkte tot ongeveer 22.30 uur. [verzoeker] verrichte dit
werk persoonlijk,
op aanwijzingen van [verweerder]en
tegen betaling van loon. Aldus is voldaan aan de drie criteria als bedoeld in artikel 7A:1613a BWA, zodat vast staat dat [verzoeker] werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst. De stelling van [verweerder] dat het een stage/oproepovereenkomst betrof, wordt als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen.
4.3 [
verzoeker] heeft voorts onweersproken gesteld dat hij gemiddeld 42 uur per week werkte en dat het hierbij corresponderende minimumuurloon (afgerond) AGW 9,00 bedraagt. [verzoeker] ontving AWG 8,00 (netto) per uur, derhalve - aldus [verzoeker] - 1 Florin per uur te weinig. [verzoeker] heeft in totaal 504 uur voor [verweerder] gewerkt en heeft aldus AWG 504,00 te weinig ontvangen.
4.4 [
verzoeker] heeft evenwel geen rekening gehouden met het feit dat hij AWG 8,00
nettoper uur ontving, terwijl het minimum uurloon (afgerond) 9,00
brutobedroeg. Ambtshalve is het gerecht bekend dat de belastingvrije voet AWG 20.252,00 bedraagt .Aangenomen wordt dat [verzoeker]. Die student was destijds, met zijn verdiensten beneden deze grens is gebleven, zodat er geen inkomstenbelasting hoefde te worden ingehouden. Wel had over het minimumuurloon, 7,4% premies volksverzekeringen ingehouden dienen te worden. Dit betekent dat zijn netto uurloon op basis van het minimum AWG 9,00 – 7,6% = AWG 8,32 zou hebben bedragen. [verzoeker] heeft AWG 8,00 netto ontvangen, derhalve AWG 0,32 per uur te weinig. In totaal heeft [verzoeker] 504 x AWG 0,32 = AWG 161,28 netto te weinig ontvangen, welk bedrag zal worden toegewezen.
4.5
Wat betreft de beëindiging van het dienstverband strekt het volgende.
[verzoeker] stelt dat hij op 31 maart 2014 te horen kreeg dat hij niet meer in dienst was.
[verweerder] betwist echter dat zij [verzoeker] heeft ontslagen. Wat hier verder ook van zij, aangenomen wordt dat het dienstverband tussen partijen op 31 maart 2014 in onderling overleg is geëindigd, nu beide partijen hierin hebben berust. [verweerder] stelt dat zij op de hoogte was van de operatie van [verzoeker], maar zij heeft verzuimd om de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] te laten vaststellen door een onafhankelijk controleorgaan, zoals SVB of Medwork. Nu uit de door [verzoeker] overgelegde medische verklaring volgt dat hij per 31 maart 2014 weer in staat was tot normale schoolactiviteiten wordt voorts aangenomen dat [verzoeker] van 5 tot en met 31 maart 2015 volledig arbeidsongeschikt was.
4.6
Op grond van het bepaalde in artikel 7A:1614d BW behoudt een werknemer die de arbeid niet verricht wegens ongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, gedurende ten minste 6 weken het naar tijdruimte vastgestelde loon. Dit heeft tot gevolg dat het loon over de maand maart 2014 toewijsbaar is. [verzoeker] heeft onweersproken gesteld dat het loon over de maand maart 2014 AWG 1.502,00 (netto) bedraagt, zodat ook dit toegewezen wordt.
4.7
Uit het voorgaande volgt dat toewijsbaar is AWG 161,28 + AWG 1.502,00 =
AWG 1.663,28 netto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2014 aangezien dit de eerste dag is waarop [verweerder] in verzuim was, tot de dag der voldoening.
4.8
De buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat er buitengerechtelijke activiteiten zijn verricht, anders dan het verzenden van de ingebrekestelling.
4.9 [
verweerder] wordt nu zij grotendeels in het ongelijk is gesteld, in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt [verweerder] te betalen aan [verzoeker] een bedrag van AWG 1.663,28 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 december 2014 tot de dag der voldoening;
5.2
veroordeelt [verweerder] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verzoeker] begroot op AWG 50,00 griffierecht en AWG 500,00 voor salaris gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 27 oktober 2015 in aanwezigheid van de griffier.