ECLI:NL:OGEAA:2015:472
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake geldlening tussen Aruba Bank N.V. en Gedaagden c.s.
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Aruba Bank N.V. (hierna: eiseres) een vordering ingesteld tegen G1* en G2* (hierna: gedaagden c.s.) wegens nalatigheid in de terugbetaling van een geldlening. De procedure volgde op een tussenvonnis van 2 september 2015, waarin een comparitie van partijen was gelast, maar deze heeft op verzoek van partijen geen doorgang gevonden. Eiseres heeft op 2 oktober 2015, mede namens gedaagden, aangegeven dat partijen tot een regeling zijn gekomen over het maandelijks in te houden bedrag en heeft verzocht om vonnis te wijzen.
De rechter heeft vastgesteld dat gedaagden, ondanks aanmaning, nalatig zijn geweest in de terugbetaling van de geleende gelden. De vordering is niet betwist door gedaagden, die enkel hebben verzocht om verlaging van het door eiseres gelegde loonbeslag. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat uit het dossier niet blijkt dat deze zijn gemaakt, met uitzondering van één aanmaningsbrief.
In de uitspraak heeft de rechter gedaagden veroordeeld om aan eiseres een bedrag van Afl. 5.610,55 te betalen, vermeerderd met 1,5% rente per maand vanaf 31 maart 2015 over Afl. 4.675,53 tot het moment van voldoening. Daarnaast zijn gedaagden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van eiseres, begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 1.263,10 aan verschotten en Afl. 400,-- aan salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 oktober 2015.