ECLI:NL:OGEAA:2015:474

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 oktober 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
A.R. 3299 van 2012
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring derdenbeslag in civiele procedure tussen New India Assurance Representative N.V. en House of Japan @South Beach N.V.

In de zaak tussen New India Assurance Representative N.V. en House of Japan @South Beach N.V. heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 oktober 2015 een vonnis uitgesproken in een verklaringprocedure derdenbeslag. De procedure volgde op een tussenvonnis van 4 maart 2015, waarin South Beach werd opgedragen om een verklaring af te leggen over bepaalde periodes met betrekking tot een beslag. South Beach diende te verklaren of zij door een vormverzuim benadeeld was en of zij zich op dat verzuim mocht beroepen. Het gerecht oordeelde dat South Beach niet voldoende gemotiveerd had aangegeven waarom op eerdere eindbeslissingen teruggekomen zou moeten worden.

Het vonnis benadrukte dat het vormverzuim niet leidde tot de ongeldigverklaring van het beslag, maar dat de executie niet verder kon doorgaan. Betalingen van South Beach aan de geëxecuteerde die de beslagvrije voet overschreden, werden als onwaardig beschouwd. South Beach had na het tussenvonnis alsnog verklaringen overgelegd, maar New India betwistte de volledigheid en juistheid van deze verklaringen. Het gerecht oordeelde dat South Beach niet voldeed aan de eisen van artikel 476b lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat vereist dat verklaringen vergezeld gaan van bewijsstukken.

Uiteindelijk werd South Beach veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag was gelegd, vermeerderd met rente en kosten. Ook werd South Beach veroordeeld in de proceskosten van New India. Het vonnis werd uitgesproken door rechter W.J. Noordhuizen tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

Vonnis van 28 oktober 2015
Behorend bij A.R. 3299 van 2012
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
NEW INDIA ASSURANCE REPRESENTATIVE N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: New India,
gemachtigde: de advocaat mr. E.J.M. Lotter Homan,
tegen:
de naamloze vennootschap
HOUSE OF JAPAN @SOUTH BEACH N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: South Beach,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce
en
de geëxecuteerde in de zin van artikel 477b lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
geëxecuteerdete Aruba,
hierna ook te noemen: geëxecuteerde,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 maart 2015;
- de akte zijdens South Beach;
- de akte zijdens New India.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij tussenvonnis van 4 maart 2015 heeft het gerecht geoordeeld dat South Beach verklaring moet afleggen over de periode 14 november 2009 tot en met 10 november 2011 en over de periode vanaf 19 juli 2012.
Verder werd South Beach uitgenodigd in het licht van haar af te leggen verklaring in te gaan op de vraag of zij door het vormverzuim is benadeeld en of zij zich op het vormverzuim mocht beroepen.
2.2
In zoverre South Beach bij haar akte na dit tussenvonnis nog op andere punten ingaat is dat in strijd met de goede procesorde. Door South Beach wordt ook niet gemotiveerd aangegeven waarom op in voorgaande vonnissen zonder voorbehoud gegeven eindbeslissingen zou moeten worden teruggekomen.
2.3
Het vormverzuim waarvan in het tussenvonnis sprake is betrof het verzuim om binnen één maand na betekening van het veroordelende vonnis aan de geëxecuteerde tot betekening daarvan aan de derde beslagene over te gaan. Door South Beach worden geen argumenten aangevoerd die hierop betrekking hebben. De omstandigheid dat de deurwaarder geen formulier als bedoeld in het Landsbesluit verklaring derdenbeslag zou hebben achtergelaten maakt het beslag niet ongeldig; alleen de executie kan niet verder doorgang vinden. Betalingen van South Beach aan Geëxecuteerde die hebben plaatsgevonden tussen 14 november 2009 en 10 november 2011 zijn van onwaarde voor zover die de beslagvrije voet overtreffen. Dat geldt ook betalingen vanaf 19 juli 2012. Als South Beach daardoor benadeeld wordt komt dat voor haar eigen rekening.
2.4
South Beach heeft bij akte na tussenvonnis alsnog verklaringen overgelegd, steeds gedateerd 30 maart 2015. De als productie 2 overgelegde verklaring betreft kennelijk de verklaring over de periode 14 november 2009 tot en met 10 november 2011. De als productie 3 overgelegde verklaring betreft kennelijk de periode vanaf 19 juli 2012.
2.5
New India betwist de volledigheid en de juistheid van de verklaringen.
2.6
De verklaring onder 1.B van het formulier houdt in dat tussen South Beach en Geëxecuteerde een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan Geëxecuteerde op het tijdstip van het beslag
niet ietsvan South Beach heeft of had te vorderen. Verwezen wordt vervolgens naar het dienstverband tussen Geëxecuteerde en South Beach. Onder 2 doet South Beach opgave van het bruto maandloon c.a.
2.7
De tekst van het van Arubaanse overheidswege vastgestelde formulier is onjuist. Overeenkomstig de tekst van het Nederlandse model en ook die van Curaçao had de tekst van het formulier moeten luiden, dat tussen ondergetekende (South Beach) en de schuldenaar (Geëxecuteerde) een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag
nog ietsvan de ondergetekende had te vorderen, nu heeft te vorderen of nog te vorderen kan krijgen. Uit de omstandigheid dat South Beach opgave doet van aan Geëxecuteerde verschuldigde inkomsten uit dienstbetrekking volgt dat South Beach de kennelijke verschrijving in het modelformulier als zodanig heeft onderkend. New India heeft dat kennelijk ook zo begrepen.
2.8
Anders dan in het Nederlandse modelformulier, maar overeenkomstig dat van Curaçao hoeft de derdebeslagene niet zelf uit te rekenen hoeveel onder het beslag valt. In zoverre South Beach te weinig zou hebben ingehouden komt dat voor haar risico.
2.9
Uit artikel 476b lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) blijkt evenwel dat de verklaring zoveel mogelijk vergezeld moet gaan van afschriften van tot staving dienende bescheiden. Terecht klaagt New India er dan ook over dat South Beach geen bewijsstukken van de hoogte van het salaris van Geëxecuteerde overlegt, noch stukken met betrekking tot de inmiddels door Island Finance N.V. van Advocatenkantoor De Sousa gelegde derdenbeslagen.
2.1
Ondanks twee tussenvonnissen met betrekking tot de manier van afleggen van de verklaring voldoet deze dus nog steeds niet. Nu doet zich daarom een situatie voor als bedoeld in artikel 477a lid1 Rv. De vordering onder c van het inleidend verzoekschrift komt voor toewijzing in aanmerking. Uitvoerbaarheid bij voorraad is – terecht – niet gevorderd.
2.11
Als de in het ongelijk te stellen partij moet South Beach de proceskosten van New India vergoeden. Geëxecuteerde heeft geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten gemaakt.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt South Beach tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd en waartoe Geëxecuteerde bij vonnis van 21 september 2011, behorend bij A.R. 3768/2009 is veroordeeld, als ware South Beach daarvan zelf schuldenaar, vermeerderd met rente en kosten, waaronder het nasalaris advocaat en de betekenings- en beslagkosten zoals vermeld in het beslagexploot van 19 juli 2012;
veroordeelt South Beach in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van New India worden begroot op Afl. 450, aan griffierecht, Afl. 182, aan explootkosten en Afl. 5.100, aan salaris van de gemachtigde;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 oktober 2015 in aanwezigheid van de griffier.