ECLI:NL:OGEAA:2015:487

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 oktober 2015
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
P-2015/01618, 288 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk seksueel binnendringen van een persoon in staat van verminderd bewustzijn

In deze Arubaanse strafzaak werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk seksueel binnendringen van een persoon die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De feiten vonden plaats op 20 december 2014, waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken waren. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes, terwijl de officier van justitie, mr. C.D. Kardol, een gevangenisstraf van vier jaar eiste. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar raadsman mr. P.A.J. van der Biezen, diende een vordering tot schadevergoeding in.

Het gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden aangetoond dat hij en zijn medeverdachte verplicht waren tot verpleging of verzorging van het slachtoffer. Echter, het gerecht achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk handelingen had gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, die zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond.

De rechter legde de verdachte een gevangenisstraf van twee jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de kwetsbare positie van het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van Afl. 2.000 aan de benadeelde partij, met de verplichting tot betaling aan het Land Aruba voor het geval de schadevergoeding niet werd voldaan. Het vonnis werd uitgesproken op 2 oktober 2015.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes.
De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake de feiten 1 en 2 primair te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft middels haar raadsman mr. P.A.J. van der Biezen ter terechtzitting een vordering tot schadevergoeding ingediend.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 20 december 2014 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk met iemand, te weten [slachtoffer], welke in staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht verkeerde, (een) handeling(en) heeft gepleegd die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende hij en/ of zijn medeverdachte, zijn/hun penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] gebracht en/of heen en weer bewogen;
2. hij op of omstreeks 20 december 2014 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk iemand, te weten [slachtoffer], tot wiens verpleging of verzorging hij krachtens wettelijke regeling of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader toen aldaar met dat opzet, (terwijl die [slachtoffer] in een (zeer) verzwakte, althans slechte lichamelijke toestand verkeerde en/of in staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht verkeerde),
- geen (tijdige) (medische) hulp en/of (medische) verzorging ingeroepen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] alleen en (nagenoeg) ontkleed in een steeg (gelegen tussen de erfmuren van Eagle International Tennis Club N.V. en de woning te Engelandstraat 6) achtergelaten;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
hij op of omstreeks 20 december 2014 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk mishandelend de gezondheid van iemand, te weten [slachtoffer], heeft benadeeld, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader toen aldaar met dat opzet, (terwijl die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht verkeerde), geen (tijdige) (medische) hulp en/of (medische) verzorging ingeroepen, terwijl hij en/of zijn mededader wist(en) dan wel had(den) moet(en) vermoeden dat zij medische hulp en/of andere bijstand nodig had en/of (vervolgens) die [slachtoffer] alleen en (nagenoeg) ontkleed in een steeg (gelegen tussen de erfmuren van Eagle International Tennis Club N.V. en de woning te Engelandstraat 6) achtergelaten, waardoor een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam is teweeggebracht.

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Feit 2 primair
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte en diens medeverdachte krachtens wettelijke regeling of overeenkomst verplicht waren tot verpleging of verzorging van het slachtoffer. Het gerecht is - daargelaten de vraag of in casu sprake is van een natuurlijke verbintenis in de zin van artikel 6:3 BW tussen verdachten en het slachtoffer - van oordeel dat een natuurlijke verbintenis - die rechtens niet afdwingbaar is - niet als een overeenkomst in de zin van artikel 2:216 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt.
Feit 2 subsidiair
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen ook niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ten toelichting dient het volgende.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte en diens medeverdachte de gezondheid van het slachtoffer hebben benadeeld of dat zij een min of meer onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam van het slachtoffer hebben teweeggebracht. Voorts kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat het slachtoffer enige medische hulp en/of medische verzorging nodig had toen verdachten haar in de steeg achterlieten of dat verdachten wisten of hadden moeten vermoeden dat het slachtoffer medische hulp nodig had. Het gerecht ontkomt, gelet op de bewijsmiddelen, niet aan het beeld dat het slachtoffer toen zij werd achtergelaten (nog steeds) erg bezopen was en haar roes moest uitslapen. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat het slachtoffer na het wakker worden in het ziekenhuis daar moest blijven teneinde enige medische behandeling te ondergaan.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde feit onder 1 heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen ach dat:
1. hij op
of omstreeks20 december 2014 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,opzettelijk met iemand, te weten [slachtoffer], welke in staat van
bewusteloosheid en/ofverminderd bewustzijn
en/of lichamelijke onmachtverkeerde,
(een)handeling
(en
)heeft gepleegd die
bestond(en) uit ofmede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende hij en
/ofzijn medeverdachte,
zijn/hun penis in de vagina en
/ofanus van die [slachtoffer] gebracht en
/ofheen en weer bewogen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Vast staat dat verdachte en diens medeverdachte op 20 december 2014 met het slachtoffer seksuele gemeenschap hebben gehad.
Door en namens verdachte is primair aangevoerd dat het slachtoffer niet verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn. Subsidiair is aangevoerd dat verdachte niet wist dat zij in een dergelijke toestand verkeerde.
Bij de situatie van verminderd bewustzijn gaat het om situaties tussen waakzaamheid en het geheel van de wereld zijn, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van de ander.
Vaststaat dat het slachtoffer tijdens de seksuele handelingen onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank. De vraag is nu of die invloed zo groot is geweest dat zij daardoor redelijkerwijs geen weerstand meer kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte en diens medeverdachte en of verdachte wist dan wel of verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer in staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Het gerecht leidt uit de bewijsmiddelen (waaronder de ter terechtzitting getoonde videobeelden) het volgende af. Het slachtoffer was die avond behoorlijk dronken (“way out”). Het slachtoffer kon omstreeks 4.48 uur niet meer zelfstandig lopen en hing aan de getuige [getuige 1]. Het slachtoffer viel op een gegeven moment buiten op de vloer en reageerde niet. Zij werd toen door vier mannen naar de auto van verdachte gedragen omdat zij niet op haar benen kon staan en werd op de achterbank geplaatst. Zij lag op haar rug op de achterbank. De verdachte en diens medeverdachte zouden haar naar het huis van de getuige [getuige 1] brengen.
De medeverdachte heeft op 21 december 2014 bij de politie verklaard dat het slachtoffer “way out” was, dat zij nauwelijks op haar benen kon staan, dat zij haar op de grond zagen vallen, dat zij daarna niet reageerde en dat zij haar op de achterbank van de auto plaatsten. Weliswaar heeft de medeverdachte in een later stadium en ter zitting verklaard dat het slachtoffer “aangeschoten” was (niet “way out”), maar hij heeft geen aannemelijke reden gegeven waarom hij aanvankelijk anders heeft verklaard. Het gerecht gaat in dit verband uit van de eerste verklaring van de medeverdachte, omdat deze kort na het feit is afgelegd en het minst (kan) zijn beïnvloed door opportuniteitsoverwegingen.
De verdachte en diens medeverdachte zijn na het plaatsen van het slachtoffer in de auto naar Eagle Beach gegaan en hebben aldaar seksuele gemeenschap met haar gehad (anaal en vaginaal). De getuige [getuige 2] - die op dat moment in de buurt liep - hoorde het slachtoffer herhaaldelijk “nee nee” zeggen. Haar stem klonk “groggy” alsof zij onder invloed was. Het slachtoffer lag volgens die getuige naakt op de achterbank op haar buik. Verdachte en diens medeverdachte hebben het slachtoffer omstreeks 6.30 uur naakt in een steeg achtergelaten. Een voetganger heeft haar aldaar omstreeks 6.55 uur gevonden. Hij probeerde het slachtoffer wakker te maken, maar het lukte niet. De politie kwam omstreeks 7.30 uur ter plaatse en probeerde haar ook wakker te maken door haar naam te roepen en haar pijnprikkels te geven. Zij reageerde door af en toe haar ogen open te maken en raakte weer bewusteloos. Het slachtoffer werd naar het ziekenhuis gebracht. Aldaar heeft een verbalisant omstreeks 7.50 uur getracht om haar wakker te maken voor verhoor. Hij heeft meerdere keren luid in haar oor haar naam geroepen terwijl hij haar bij haar arm schudde, maar zij reageerde niet. Pas omstreeks 11.00 uur werd het slachtoffer wakker en begon hysterisch te vragen waar zij was en waarom zij in het ziekenhuis lag. Zij kan zich de seksuele gemeenschap niet herinneren.
Het gerecht acht - gelet op de bewijsmiddelen - bewezen dat het slachtoffer ten tijde van het verrichten van de seksuele handelingen door de verdachte en diens medeverdachte in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Verdachte heeft waargenomen in wat voor toestand het slachtoffer was. Door desondanks met haar gemeenschap te hebben heeft hij de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerde ook aanvaard. Uit de bewijsmiddelen leidt het gerecht af dat in het beeld van de toestand van het slachtoffer tussen het moment waarop zij op de achterbank van de auto van de verdachte werd geplaatst en het moment van gemeenschap geen verandering is gekomen. Dat haar gedrag zodanig veranderde dat verdachte meende of mocht menen dat het aanzienlijk beter met haar ging, blijkt niet noch is dit aannemelijk geworden.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. Opzettelijk met iemand die in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld bij artikel 2:198 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Artikel 2:198 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van kwetsbare personen tegen ernstige seksuele handelingen. Verdachten en diens medeverdachte hebben bij het slachtoffer, waarvan zij wisten dat zij “way out” was, verregaande seksuele handelingen gepleegd en daarmee misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin zij zich bevond, ter bevrediging van hun eigen seksuele verlangens. Zij hebben met hun daad op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer die zich, in de situatie waarin zij zich bevond, gevrijwaard had moeten weten van elke seksuele handeling.
Het gerecht rekent het verdachte en diens medeverdachte zwaar aan dat zij geen condoom hebben gebruikt en het slachtoffer daarmee hebben blootgesteld aan de kans op seksueel overdraagbare ziektes en dat zij haar naakt in een steeg hebben achtergelaten. Voorts rekent het gerecht het verdachte zwaar aan dat hij en diens medeverdachte samen seksueel misbruik hebben gemaakt van het slachtoffer, waarbij het slachtoffer vaginaal en anaal werd gepenetreerd. Uit het feit dat het slachtoffer zich op de sociale media erg seksueel liberaal gedraagt volgt niet dat verdachten haar zo mochten behandelen. Dat neemt niet weg dat het gerecht ook hiermee rekening dient te houden bij de oplegging van een straf.
In het voordeel van de verdachte wordt er rekening mee gehouden dat verdachte een first offender is.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Namens de benadeelde partij [benadeelde partij] heeft haar advocaat, mr. P.A.J. van der Biezen, een vordering tot schadevergoeding van Afl. 25.000,= ingediend tegen de verdachte (en diens medeverdachte) wegens immateriële schade die zij als gevolg van het bewezen verklaarde feit zou hebben geleden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks (immateriële) schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van de verdachte en diens medeverdachte bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de onderbouwing en het verhandelde ter zitting, genoegzaam komen vast tot een bedrag van totaal Afl. 2.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering in zoverre ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar, met dien verstande dat indien de mededader van de verdachte dit bedrag of een gedeelte hiervan heeft betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Het gerecht bepaalt voorts dat de verdachte wordt veroordeeld in de kosten van de voeging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op Afl. 850,=, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De vordering van de benadeelde partij is naar het oordeel van het gerecht voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in strafgeding. Gelet hierop zal het gerecht bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht en verdachte voor dat feit zal worden veroordeeld, zal het gerecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan het Land Aruba van een bedrag groot Afl. 2.000,= ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:58, 1:62 en 1:78 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
TWEE (2) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
veroordeelt de verdachte op de eis van de benadeelde partij [benadeelde partij] - hoofdelijk in die zin dat als zijn mededader heeft betaald de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd - om aan deze tegen kwijting te betalen een bedrag van
Afl. 2.000,= (zegge: tweeduizend gulden), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2014 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op Afl. 850,=, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan het Land Aruba ten behoeve van de benadeelde partij van een bedrag van
Afl. 2.000,= (zegge: tweeduizend florin), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
veertig (40) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan het Land Aruba in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan het land Aruba de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 2 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.