ECLI:NL:OGEAA:2015:49

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 mei 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
K.G. no. 851 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelatingsovereenkomst ziekenhuis en beëindiging van de toelating van een gynaecoloog

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde eiser A, een gynaecoloog, dat de stichting SZA hem onmiddellijk zou toelaten tot het ziekenhuis, na beëindiging van zijn toelatingsovereenkomst. De zaak draait om de vraag of de beëindiging van de overeenkomst, die A in 1999 had gesloten met SZA, rechtsgeldig was. A had in de overeenkomst de eindleeftijd voor zijn toelating tot het ziekenhuis aangepast van 65 naar 70 jaar, maar SZA had deze wijziging niet geaccepteerd. In een brief van 4 december 2014 deelde SZA A mee dat zijn toelating per 28 februari 2015 zou eindigen, omdat hij de 65-jarige leeftijd zou bereiken. A betwistte de rechtsgeldigheid van deze beëindiging en vorderde dat het Gerecht hem zou toelaten tot het ziekenhuis.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2015 voerden beide partijen hun standpunten aan. A stelde dat hij gerechtvaardigd had vertrouwd op de wijziging van de eindleeftijd en dat SZA te lang had gewacht met het afwijzen van deze wijziging. Het Gerecht oordeelde dat SZA niet tijdig had gereageerd op de wijziging en dat A in de meer dan 15 jaar durende periode gerechtvaardigd had kunnen vertrouwen op de geldigheid van zijn aanpassing. Het Gerecht verwierp het verweer van SZA dat de overeenkomst rechtsgeldig was opgezegd en oordeelde dat A in beginsel tot zijn 70-jarige leeftijd als medisch specialist tot het ziekenhuis moest worden toegelaten.

Het Gerecht besloot dat SZA A onmiddellijk moest toelaten en dat er een dwangsom van Afl. 5.000,-- per dag zou worden opgelegd voor elke dag dat SZA dit bevel niet opvolgde. Tevens werd SZA veroordeeld in de proceskosten van A. Dit vonnis werd uitgesproken op 27 mei 2015 door rechter A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 27 mei 2015
Behorend bij K.G. no. 851 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
A,
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: A,
gemachtigde: de advocaat mr. Chris Lejuez,
tegen:
de stichting
STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: SZA,
gemachtigde: de advocaat mr. L.J. Peterson.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 8 mei 2015.
1.2
A is toen ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde, en SZA is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. E.M. Silie, mw. E. van der Burg en dhr. T. de Kool (mededirecteur respectievelijk secretaris van de raad van bestuur en financieel directeur van SZA). Die gemachtigden hebben in twee termijnen het woord gevoerd - mede aan de hand van overgelegde pleitnota’s, voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Na sluiting van de mondelinge behandeling van de zaak heeft het Gerecht een ordemaatregel gegeven (die op maandag 11 mei 2015 in uitgebreidere vorm op schrift is gesteld en is uitgereikt aan partijen), naar de inhoud waarvan kortheidshalve wordt verwezen.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de inhoud van de overgelegde producties voorzover niet of onvoldoende bestreden, staat tussen partijen onder meer het volgende vast.
2.2
A heeft zich in 1996 als gynaecoloog gevestigd in Aruba. Anders dan voorheen verkrijgen medisch specialisten in Aruba (zoals A) met ingang van 1996 toegang tot het ziekenhuis van SZA (het Dr. Horacio E. Oduber Hospitaal; hierna: het ziekenhuis) krachtens een daartoe met SZA gesloten toelatingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst).
2.3
SZA heeft op 7 juli 1999 een door haar ondertekend exemplaar van de overeenkomst ter ondertekening toegestuurd aan A. Artikel 18 daarvan luidt:

Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
Zij eindigt:
a. met wederzijds goedvinden
b. op het einde van de maand, waarin de specialist de 65-jarige leeftijd heeft bereikt
c. door opzegging aan de wederpartij
d. doordat de specialist onder curatele wordt gesteld of hem de bevoegdheid tot uitoefening van de geneeskunst blijvend wordt ontzegd
e. door overlijden van de specialist.”.
2.4
A heeft in het aan hem toegestuurde exemplaar van de overeenkomst het woord “
65-jarige” in artikel 18 sub b. onder doorhaling daarvan handgeschreven vervangen door “70-jarige”. Als commentaar heeft A daarbij geschreven: “
conform AZV voorstel en redelijke verlenging Quality of Life”. A heeft vervolgens het door hem aangepaste en op of rond 24 september 1999 ondertekende exemplaar onder voorbehoud van en verwijzing naar onder meer het door hem aangepaste doen toekomen aan SZA.
2.5
Bij brief van 4 december 2014 bericht SZA A onder meer het volgende:
“(…).
Over enkele maanden, op 5 februari 2015, bereikt u de 65-jarige leeftijd. Conform artikel 18 van de tussen u en SZA getekende toelatingsovereenkomst, d.d. 7 juli 1999, eindigt deze overeenkomst en derhalve uw toelating tot het ziekenhuis op 28 februari 2015. Wij wijzen u er op dat de door u eenzijdig aangebrachte wijziging van de eindleeftijd, nl. van 65 naar 70 jaar, door SZA niet is geaccepteerd.
(…).”.
2.6
Bij brief van 14 april 2015 bericht SZA A onder meer het volgende:

(…).
Op 4 december 2014 heeft het ziekenhuis u een brief gestuurd dat uw toelating tot het ziekenhuis conform de door u getekende overeenkomst dd 7 juli 1999 per 28 februari 2015 eindigt. In dezelfde brief hebben wij u aangegeven dat indien u na 28 februari 2015 nog als specialist tot het ziekenhuis wenst te worden toegelaten, u contact dient op te nemen met de Raad van Bestuur voor het maken van passende afspraken. U heeft echter geen contact opgenomen met de Raad van Bestuur. Dat houdt in dat de overeenkomst tussen u en het ziekenhuis is geëindigd en dat u niet meer bent toegelaten tot het ziekenhuis om uw verrichtingen als specialist uit te voeren.
(…).”.
2.7
Bij brief van 20 april 2015 bericht SZA A onder meer het volgende verder:

(…).
Wij hebben geconstateerd dat u de verlosafdeling belt met opdringerige opmerkingen en (…) dat u zelfs op de verlosafdeling komt o.a. bij patiënten die moeten bevallen. Per brief van 14 april 2015 hebben wij u aangegeven dat uw toelating als medisch specialist tot het ziekenhuis is geëindigd. Hierbij bevestigen wij u nogmaals dat u niet meer als medisch specialist bent toegelaten tot het ziekenhuis. Uw bemoeienis met en uw aanwezigheid bij patiënten werk storend en niet constructief en wij verzoeken u vriendelijk doch dringend om u niet te mengen in de behandel- en verpleegsituatie van de patiënt. Mochten wij merken dat u zich niet kunt houden aan het voorgaande, zelfs al bent u daar als bezoeker, dan zullen wij genoodzaakt zijn u de toegang tot het ziekenhuis te ontzeggen.
(…).”.
2.8
A staat in elk geval tot 19 februari 2016 geregistreerd als bevoegde gynaecoloog en heeft tot nog toe altijd zijn daartoe vereiste studiepunten behaald. Het patiëntenbestand van A bestaat uit AZV-verzekerden alsmede uit particulieren. De zorgovereenkomst tussen A en de AZV is verlengd tot en met 31 mei 2015.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
A vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis en kosten rechtens:
a. SZA beveelt om A onmiddellijk na de uitspraak van dit vonnis toe te laten tot haar ziekenhuis en aan A medewerking te verlenen als ware zijn toelatingsovereenkomst nog altijd geldig;
b. bepaalt dat SZA ten behoeve van A een dwangsom verbeurt van
Afl. 10.000,-- per dag dat SZA het hiervoor verzochte bevel niet opvolgt;
c. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt.
3.2
SZA voert verweer, en concludeert dat A niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
3.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat A niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van SZA wordt daarom verworpen.
4.2
Het spoedeisend belang van A bij zijn vordering volgt uit de aard van die vordering. Het door SZA op dit onderdeel gevoerde verweer wordt ook verworpen
4.3
Tegen de achtergrond van de hiervoor onder 2.2 tot en met 2.4 vermelde feitelijkheden is vast komen te staan noch aannemelijk geworden dat SZA A eerder dan bij de onder 2.5 vermelde brief (van 4 december 2014) te kennen heeft gegeven dat de onder 2.3 vermelde door A aangebrachte wijziging niet door SZA is geaccepteerd. Vast komt daarom te staan dat SZA dat door haar ingenomen standpunt eerst meer dan 15 jaar nadat A het ook door hem ondertekende en door hem (van commentaar voorziene) gewijzigde exemplaar van de overeenkomst had doen toekomen aan SZA. In dat verband kan thans in het midden worden gelaten of er al dan niet een overeenkomst tot stand is gekomen op grond van het bepaalde in artikel 6:225 BW zoals gesteld door A, omdat A naar het voorshandse oordeel van het Gerecht in elk geval op enig in die meer dan 15 jaar durende periode gelegen moment er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat SZA akkoord was met de door hem aangebrachte wijziging en dat hij aldus (in beginsel; zie immers de onder 2.3 vermelde overige omstandigheden op grond waarvan de overeenkomst eindigt) tot zijn 70-jarige leeftijd als medisch specialist tot het ziekenhuis is toegelaten. Het had te dezen op de weg van SZA gelegen om zo spoedig als mogelijk na ontvangst van de door A gewijzigde en ondertekende overeenkomst aan A kenbaar te maken dat SZA niet akkoord was met de door A gewijzigde leeftijd bij het bereiken waarvan de overeenkomst zou zijn geëindigd. Het nalaten daarvan - want reageren eerst na meer dan 15 jaar heeft bepaaldelijk niet te gelden als zo spoedig als mogelijk - komt en blijft voor risico en rekening van SZA.
4.4
Het door A bestreden subsidiaire betoog van SZA dat zij bij brief van 4 december 2014 gebruik heeft gemaakt van de aan haar op grond van artikel 18 sub c. van de overeenkomst toekomende bevoegdheid om de overeenkomst op te zeggen neemt het Gerecht niet voor serieus. Nergens uit die brief blijkt immers van enige opzegging, en al evenmin blijkt uit die brief enige valide grond of reden voor opzegging. In het licht van het gerechtvaardigd vertrouwen van A dat hij (in beginsel) tot zijn 70-jarige leeftijd als medisch specialist is toegelaten tot het ziekenhuis is ook overigens niet gebleken van opzegging onder vermelding van valide gronden daartoe.
4.5
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat A tot het ziekenhuis moet worden toegelaten (in beginsel tot dat hij de 70-jarige leeftijd heeft bereikt) en dat SZA aan A medewerking moet verlenen als ware zijn toelatingsovereenkomst nog altijd geldig. Dat brengt mee dat de onder a. door A verzochte voorziening zal worden toegewezen, en dat (behoudens het hierna volgende) alle overige stellingen van partijen (wat van de inhoud daarvan ook zij) onbesproken kunnen blijven.
4.6
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegendere belangen ziet van SZA bij afwijzing van het door A verzochte ten opzichte van de belangen van A bij toewijzing daarvan. Dit klemt temeer omdat het betoog van SZA, dat het haar ervaring is dat medisch specialisten op oudere leeftijd hun vak minder goed bijhouden en niet meer de flexibiliteit en souplesse hebben dan daarvoor wat betreft A feitelijke grondslag mist. Vast staat immers dat A in elk geval tot 19 februari 2016 geregistreerd staat als bevoegde gynaecoloog en dat hij tot nog toe altijd zijn daartoe vereiste studiepunten heeft behaald. Voorts is (onderbouwd) gesteld noch gebleken dat A niet meer in staat is om zijn vak naar behoren uit te kunnen voeren. Bij dit alles komt dat A ter zitting in tweede termijn gemotiveerd heeft gesteld dat hij (ook wat betreft zijn particuliere patiënten) nergens anders dan in het ziekenhuis zijn vak kan uitoefenen, welke stelling SZA niet nader heeft bestreden. Tot slot is vast komen te staan dat SZA na de invoering van de toelatingsovereenkomst meerdere medische specialisten die de 65-jarige leeftijd hadden bereikt - waaronder een gynaecoloog - tot het ziekenhuis heeft toegelaten. SZA stelt in dat verband dat zij dat heeft gedaan omdat er voor die specialisten geen opvolgers beschikbaar waren, maar daarmee meet SZA naar het voorlopig oordeel van het Gerecht (op opportunistische, willekeurige en daarom ontoelaatbare wijze) met verschillende maten. Gesteld noch gebleken is immers in dit voor SZA zo klemmende verband (dat medisch specialisten bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd niet meer toegelaten (behoren te) worden tot het ziekenhuis) dat SZA tijdig elders dan in Aruba opvolgers voor bedoelde specialisten is gaan werven, en evenmin is onderbouwd gesteld of gebleken dat het onmogelijk was om aldus tijdig in die opvolgers te voorzien.
4.7
SZA heeft de vordering van A tot oplegging aan haar van dwangsommen niet bestreden. Dwangsommen zullen gematigd en gemaximeerd aan SZA worden opgelegd, omdat daarvan naar het oordeel van het Gerecht voldoende prikkel uit gaat naar SZA tot nakoming van dit vonnis.
4.8
SZA zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van A, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-beveelt SZA om A onmiddellijk na de uitspraak van dit vonnis toe te laten tot het ziekenhuis en aan A medewerking te verlenen als ware zijn toelatingsovereenkomst nog altijd geldig;
-bepaalt dat SZA ten behoeve van A een dwangsom verbeurt van Afl. 5.000,-- per dag (of deel daarvan) dat SZA voormeld bevel niet opvolgt, en bepaalt dat SZA te dezen vooralsnog niet meer dan Afl. 500.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-veroordeelt SZA in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van A, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 27 mei 2015.