In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek van de Voogdijraad tot het vaststellen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van twee minderjarigen, geboren in respectievelijk 2004 en 2006. De vader, die in Aruba woont, is opgeroepen maar is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 6 oktober 2015. De moeder en de vertegenwoordiger van de Voogdijraad waren wel aanwezig.
De minderjarigen zijn erkend door de vader op 15 juli 2004 en 2 oktober 2006. De Voogdijraad verzoekt de vader te veroordelen tot het betalen van Afl. 400,- per kind per maand, ingaande 1 juli 2015, op basis van het feit dat de vader voldoende inkomen uit arbeid geniet. De kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen zijn vastgesteld op Afl. 918,74 en Afl. 873,33 per maand.
De rechter overweegt dat ouders wettelijk verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van hun kinderen. Aangezien de vader niet is verschenen en geen verweer heeft gevoerd, wordt het verzoek van de Voogdijraad toegewezen. De rechter beslist dat de vader met ingang van 1 augustus 2015 een maandelijkse bijdrage van Afl. 400,- per kind moet betalen aan de Voogdijraad. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, en andere verzoeken zijn afgewezen.