ECLI:NL:OGEAA:2015:517

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 november 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
EJ nr. 2251 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L. Griffith
  • D.C. Crouch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake ouderlijk gezag, omgang en kinderalimentatie

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 23 november 2015 een beschikking gegeven met betrekking tot de verzoeken van partijen inzake ouderlijk gezag, omgang en kinderalimentatie. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.L. Griffith, en de verweerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.C. Crouch, zijn betrokken in een procedure die voortvloeit uit hun echtscheiding. De eerdere beschikking van 12 januari 2015 had reeds de echtscheiding uitgesproken en de behandeling van nevenvoorzieningen uitgesteld. De Voogdijraad heeft op 11 mei 2015 een rapport uitgebracht waarin werd geconcludeerd dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem raken tussen de ouders. Het gerecht heeft besloten dat de ouders gezamenlijk belast blijven met het gezag over de kinderen, die bij de vrouw zullen wonen.

De omgangsregeling is vastgesteld, waarbij de kinderen om het weekend bij de vader verblijven en er specifieke afspraken zijn gemaakt voor feestdagen en verjaardagen. Wat betreft de kinderalimentatie heeft de vrouw verzocht om een bijdrage van Afl. 950,- voor de zoon en Afl. 620,- voor de dochter. Het gerecht heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de man in staat is om maandelijks Afl. 487,40 voor de zoon en Afl. 337,50 voor de dochter te betalen, met ingang van 1 september 2015. De beschikking bevat ook bepalingen over de omgangsregeling en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is gepubliceerd op 27 november 2015.

Uitspraak

Beschikking van 23 november 2015
behorend bij EJ nr. 2251 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen:
[naam],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde:de advocaat mr. G.L. Griffith,
en
[naam],
wonende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C. Crouch.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 12 januari 2015, waarbij de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de behandeling van het verzoek om nevenvoorzieningen is bepaald op een later datum.
De verdere procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad van 11 mei 2015,
- de op 7 april 2015 ingediende akte overlegging financiële informatie zijdens de man;
- de op 19 juni 2015 ingediende akte uitlating zijdens de vrouw;
- de op 19 juni 2015 gefaxte stukken zijdens partijen,
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 22 juni 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen partijen in persoon, bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Ouderlijk gezag en hoofdverblijf

2.1
Bij voornoemde beschikking van 12 januari 2015, is de Voogdijraad verzocht om een onderzoek in te stellen, ter beantwoording van de vraag of een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen van partijen, [naam] (de zoon), geboren op [geboortedatum] in Arubaen [naam] (de dochter), geboren op [geboortedatum] in Aruba, hierna samen te noemen: de kinderen, bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren zullen raken tussen de ouders.
2.2
De Voogdijraad concludeert in zijn adviesrapport dat de ouders op een adequate manier met elkaar kunnen communiceren betreffende de kinderen, en dat de kinderen niet dreigen klem te raken tussen de ouders. De Voogdijraad acht de ouders in staat het ouderlijk gezag naar behoren uit te oefenen en in het belang van de kinderen te handelen. De ouders zijn hierover ook in overeenstemming. Het advies is om in het belang van de kinderen, het gezamenlijk gezag te handhaven.
2.3
Gelet hierop, zal het gerecht bepalen dat de ouders gezamenlijk belast zullen blijven met het gezag over de kinderen.
2.4
Tussen partijen is voorts niet in geschil dat de kinderen bij de vrouw zullen blijven wonen. Het gerecht zal dienovereenkomstig beslissen, nu niet is gebleken dat het belang van de kinderen zich hiertegen verzet.
Omgang
2.5
De kinderen en de ouder bij wie zij hun gewone verblijfplaats niet hebben, in dit geval de man, hebben in beginsel recht op omgang met elkaar. De ouders hebben bij de Voogdijraad overeenstemming bereikt over de uitoefening van het omgangsrecht van de man, en deze afspraken schriftelijk vastgelegd in een door beiden ondertekend contract. Ter zitting zijn nog nadere afspraken gemaakt, die hierna zullen worden opgenomen.
Kinderalimentatie
2.6
De vrouw heeft bij haar akte uitlating verzocht om een kinderalimentatie van de man, van Afl. 950,- ten behoeve van de zoon en Afl. 620,- ten behoeve van de dochter. Daartoe heeft zij gesteld, dat zij geheel geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
Behoefte kinderen
2.7
Bij het vaststellen van de behoefte van kinderen, hanteert het gerecht als richtsnoer dat dit voor de zoon in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 650,= per maand bedraagt en voor de dochter gemiddeld op Afl. 450,= per maand. In dit standaardbedrag zijn begrepen de kosten van voeding, school, schoolvervoer, kleding en recreatie, zodat met de door de vrouw opgevoerde kosten voor school, recreatie en medicijnen niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 650,= en Afl. 450,= (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang). In dit geval is niet gebleken van bijzondere uitgaven, zodat het gerecht de kosten van de zoon zal bepalen op Afl. 650,= per maand en voor de dochter op Afl. 450,=.
Draagkracht ouders
2.8
Het gerecht overweegt dat ouders (wettelijk) verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht.
Uitgangspunt is dat het bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet alleen aankomt op het inkomen dat hij heeft, maar ook op het inkomen dat hij geacht kan worden redelijkerwijs in de naaste toekomst te verwerven. Vanwege de onderhoudsplicht jegens de kinderen dient de onderhoudsplichtige zich voorts te onthouden van gedragingen die er toe leiden dat hij zijn alimentatieverplichtingen niet meer kan nakomen. De onderhoudsplichtige dient dan ook de belangen van de kinderen in acht te nemen wanneer hij keuzes maakt die zijn draagkracht negatief kunnen beïnvloeden en derhalve tot gevolg kunnen hebben dat hij niet meer (volledig) aan zijn alimentatieverplichtingen kan voldoen.
Draagkracht man
2.9
De man heeft draagkrachtverweer gevoerd en daartoe gesteld, dat hij thans slechts een loon uit arbeid (van Afl. 1.220,11 per quincena dus Afl. 2.440,22 per maand) heeft, waarvan hij de hypotheeklening (Afl. 914,-) op de voormalig echtelijke woning en een boedelschuld bij [bank] (Afl. 175,-) betaalt, en in zijn eigen levensonderhoud (Afl. 1.500) moet voorzien. Hij houdt maandelijks een negatief saldo over. Met ingang van 1 september 2014 heeft hij zijn eenmanszaak opgeheven, waarbij hij de inventaris van de zaak aan een derde heeft verkocht voor een bedrag van Afl. 6.000,-, ter aflossing van een schuld die hij bij die derde had. Volgens de man blijkt uit de jaarrekeningen 2012 tot en met 2014, dat het gezin in 2012 maandelijks hoogstens een bedrag van Afl. 697,- uit de eenmanszaak kon trekken, en in 2013 een bedrag van Afl. 660,- maandelijks, terwijl de zaak in 2014 verlies heeft geleden.
De vrouw heeft dit bestreden en zich daarbij op het standpunt gesteld dat de door de man overgelegde stukken, “financial statements” betreffen die zijn opgemaakt naar aanleiding van door de man verstrekte gegevens en informatie, zodat van de inhoud van die “financial statements” niet kan worden uitgegaan, omdat niet kan worden gecontroleerd of de man alle dan wel juiste informatie en gegevens heeft verstrekt. Zij blijft volhouden in haar – door de man onvoldoende weersproken – stelling dat jarenlang alle kosten van woning en gezin (rond Afl. 3.100,-) zijn betaald van het inkomen uit die eenmanszaak.
2.1
Met de vrouw is het gerecht van oordeel dat de man – ondanks dat hij “jaarrekeningen” van de eenmanszaak heeft overgelegd – onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn inkomen en verdiencapaciteit. Zo heeft hij niet, althans onvoldoende weersproken dat de kosten van het gezin (de gemeenschappelijke huishouding) en de woonlasten maandelijks Afl. 3.100,- bedroegen, dat de vrouw gedurende het huwelijk in de eenmanszaak werkte (maar geen loon ontving) en dat met de inkomsten uit de zaak de kosten van het gezin en de woonlasten werden betaald. Voorts is gesteld noch gebleken dat het gezin op te grote voet leefde, dat er meer werd uitgegeven dan werd ontvangen en dat het noodzakelijk was om de eenmanszaak te sluiten en om de inventaris te verkopen ter aflossing van een – voor de vrouw kennelijk onbekende – schuld aan een derde.
Onder deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat de man rekening had moeten houden met zijn onderhoudsverplichting jegens zijn kinderen voordat hij de hiervoor vermelde keuzes maakte. De redelijkheid en billijkheid brengen met zich dat de gevolgen van het handelen van de man niet op de kinderen mogen worden afgewenteld.
2.11
Bij de vaststelling van de draagkracht van de man gaat het gerecht er daarom vanuit dat hij een inkomen heeft van Afl. 3.386,-, bestaande uit een loon van gemiddeld (Afl. 1.241,- tweewekelijks : 2 = Afl. 620,50 per week x 52 = Afl. 32.267,43 per jaar : 12 =) Afl. 2.689,- per maand, en een verdiencapaciteit van (de door hem gestelde) Afl. 697,- per maand.
Het gerecht houdt wat betreft de lasten rekening met een bedrag van Afl. 1.400,- per maand voor het eigen levensonderhoud, de aflossing van de hypotheek schuld ad Afl. 914,= per maand en de schuld bij [bank] ad Afl. 175,- per maand. De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de man bedragen, gelet op het vorenstaande, in totaal Afl. 2.489,- per maand. Dit betekent dat de man draagkrachtruimte heeft van Afl. 907,-.
Draagkracht vrouw
2.12
Blijkens de door de vrouw overgelegde salarisslips bedraagt haar salaris netto gemiddeld Afl. 1.710,- per maand. Bij de vaststelling van de draagkracht van de vrouw gaat het gerecht er ook vanuit dat zij, exclusief de kosten van de huur, een bedrag van Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in haar eigen bestaan te voorzien. Dit betekent dat de vrouw draagkrachtruimte heeft van afgerond Afl. 300,- per maand, waarmee zij ook de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dient te bekostigen, nu zij bij haar wonen.
2.13
Gelet op het bovenstaande acht het gerecht het redelijk en de man in staat om maandelijks een bedrag van Afl. 487,40 ten behoeve van de zoon en Afl. 337,50 ten behoeve van de dochter te betalen. Het gerecht zal hem daartoe veroordelen, met dien verstande dat deze alimentatieverplichting zal ingaan per 1 september 2015, zijnde de datum waarop de vrouw er voor het eerst rekening mee had kunnen houden dat de alimentatiebetalingen, waartoe de man bij voorlopige voorziening is veroordeeld, zouden kunnen wijzigen.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de partijen gezamenlijk belast blijven met de uitoefening van het gezag over [naam], geboren op [geboortedatum] in Arubaen [naam], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
bepaalt het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw,
bepaalt de bijdrage van de [naam] in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam] op Afl. 487,50 per maand, en van [naam] op Afl. 337,50 per maand, te betalen via de Voogdijraad, met ingang van 1 september 2015
bepaalt de omgangsregeling tussen de man en de kinderen als volgt:
* om het weekend, van vrijdag tot en met maandag, waarbij de man de kinderen op vrijdag van school ophaalt ze maandag naar school brengt, met dien verstande dat indien Moederdag of de verjaardag van de vrouw vallen in het weekeinde dat de kinderen bij de vader zijn, zij op die dagen minstens vier aaneengesloten uren met de vrouw zullen doorbrengen;
* op Vaderdag;
* op de verjaardag van de man voor minstens vier aaneengesloten uren;
* om en om jaarlijks:
- het ene jaar op eerste Kerstdag vanaf 9:00 uur,
- het andere jaar op de tweede Kerstdag,
- tijdens de jaarwisseling, te beginnen op 31 december 2015 bij de vrouw, en op Nieuwjaar, te beginnen op 1 januari 2016, bij de man voor minstens 4 uren,
* op de verjaardagen van de kinderen, blijft de jarige voor 4 uren bij de ouder die die dag geen omgang heeft.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door , rechter in dit gerecht, ter zitting van maandag 23 november 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.