ECLI:NL:OGEAA:2015:533

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
4 december 2015
Zaaknummer
A.R. no. 3434 van 2012
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van onroerend goed en bewijslevering in echtscheidingszaak

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een geschil over de verdeling van onroerend goed na een echtscheiding tussen partijen, X en Y. Partijen zijn op 20 februari 2003 in de Dominicaanse Republiek met elkaar gehuwd in de algemene gemeenschap van goederen, maar dit huwelijk eindigde op 29 januari 2007. Y was eerder gehuwd met Z, en het onroerend goed waar het geschil om draait, was eigendom van Y voor zijn huwelijk met X. Na de echtscheiding heeft X in het onroerend goed gewoond zonder vergoeding aan Y te betalen, en heeft zij ook geïnvesteerd in verbouwingen aan het pand.

De procedure omvatte een vrijwaringsincident, waarbij X en Y hun standpunten over de eigendomsrechten en de verdeling van het onroerend goed naar voren hebben gebracht. X stelt dat zij recht heeft op de helft van het onroerend goed, terwijl Y betoogt dat X slechts recht heeft op een kwart, gezien zijn eerdere huwelijk met Z. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er getuigen moeten worden gehoord om de claims van X te onderbouwen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij X de gelegenheid krijgt om getuigen te laten horen om haar stelling te bewijzen.

De beslissing van het Gerecht houdt in dat X de personalia van de getuigen uiterlijk drie dagen voor de zitting moet indienen. De volgende zitting is gepland op 8 januari 2016, waar het Gerecht de getuigen zal horen. Tot die tijd blijft iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

Vonnis van 25 november 2015
Behorend bij A.R. no. 3434 van 2012
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de hoofdzaak van:
X,
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: X,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen:
Y,
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Y,
gemachtigde: de advocaat mr. M. Croes,
en in het incident tot vrijwaring van:
X,
wonende in Aruba,
eiseres in het incident,
hierna ook te noemen: X,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen:
Y,
wonende in Aruba,
verweerder in het incident,
hierna ook te noemen: Y,
gemachtigde: de advocaat mr. M. Croes.

1.DE PROCEDURE

in de hoofdzaak en in het vrijwaringsincident

1.1
Het verloop van de procedure tot 28 januari 2015 blijkt uit het vonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-de conclusie van repliek, met één productie;
-de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

in de hoofdzaak

2.1.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden staat tussen partijen het volgende vast. Partijen zijn op 20 februari 2003 in de Dominicaanse Republiek met elkaar gehuwd in de algemene gemeenschap van goederen. Dat huwelijk is geëindigd op 29 januari 2007 door inschrijving in het daartoe bestemde register van de door dit Gerecht bij beschikking van 8 november 2006 tussen partijen uitgesproken echtscheiding.
2.1.2
Voor dit huwelijk was Y op 5 augustus 1994 gehuwd in de algehele gemeenschap van goederen met Z (hierna: Z), welk huwelijk op 4 september 2001 is geëindigd door echtscheiding. Y was ten tijde van het sluiten van zijn huwelijk met Z eigenaar van en de enige gerechtigde tot het bij partijen genoegzaam bekende in Aruba te [adres] gelegen onroerend goed (hierna: het onroerend goed).
2.1.3
Tot de onverdeelde ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen (hierna: de gemeenschap) behoort het onroerend goed en de bij partijen genoegzaam bekende belastingschuld ad Afl. 7.233,20.
2.1.4
Y heeft na de echtscheiding met X het onroerend goed verlaten en X is daar in elk geval sinds 2008 tot nu aan toe blijven wonen zonder enige vergoeding daarvoor te betalen aan Y. X heeft in 2010 en in 2011 geïnvesteerd in het onroerend goed voor een bedrag van Afl. 7.486,45 ter zake van verbouwingen. De actuele vrije marktwaarde van het onroerend goed bedraagt in totaal Afl. 28.200,--. Afl. 9.300,-- van die waarde betreft de (houten) woning, het overige ad Afl. 18.900,-- betreft het perceel waarop die woning is gebouwd. Zonder voormelde door X gedane investeringen zou de woning lang geen Afl. 9.300,-- waard zijn geweest.
2.2
Wat betreft de verdeling van het onroerend goed wordt het volgende overwogen. In het licht van de stelling van X dat zij voor de helft deelgerechtigd is tot het onroerend goed heeft Y bij gelegenheid van antwoord gesteld dat X niet voor ½ deel maar slechts voor ¼ deel gerechtigd is tot het onroerend goed, omdat op grond van voormeld eerder in de gemeenschap gesloten huwelijk van Y met Z Y ten tijde van zijn daarna gesloten huwelijk met X, net als Z, voor ½ deel deelgerechtigd was tot het onroerend goed.
2.3
Daartegenover heeft X vervolgens gesteld
dat Z vlak na haar echtscheiding met Y afstand heeft gedaan van haar aandeel in het onroerend goed, waardoor X vanaf haar met Y in de gemeenschap gesloten huwelijk niet voor ¼ deel maar voor ½ deel deelgerechtigd is geworden tot het onroerend goed. Dat bevrijdend verweer heeft Y gemotiveerd bestreden en staat daarom niet vast. Nu zij dat heeft aangeboden, wordt X in de gelegenheid gesteld om door middel van het doen horen van getuigen haar hiervoor vermelde door het Gerecht onderstreepte stelling te bewijzen. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de in het dictum vermelde terechtzitting, tijdens welke zitting maximaal drie getuigen gehoord kunnen worden. Uiterlijk drie dagen voor die zitting dient X de personalia van de door haar voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar te maken aan het Gerecht en aan Y.
2.4
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
in de hoofdzaak
-stelt X in de gelegenheid om door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen hetgeen zij ingevolge rechtsoverweging 2.3 dient te bewijzen;
-verwijst de zaak daartoe naar de terechtzitting van
vrijdag 8 januari 2016 om 10:00 uur;
-bepaalt dat X uiterlijk drie dagen voor die zitting de personalia van de door haar voor te brengen getuige(n) schriftelijk dient kenbaar te maken aan het Gerecht en aan Y;
in de hoofdzaak en in het vrijwaringsincident
-houdt aan iedere (verdere) beslissing.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 november 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.