ECLI:NL:OGEAA:2015:563

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
AR no. 1877 van 2011
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugverwijzing en verdeling van huwelijkse goederen in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een echtscheidingsprocedure tussen E* (de man) en G* (de vrouw). De zaak is terugverwezen naar het GEA na een gedeeltelijke vernietiging van een eerder vonnis door het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba op 14 oktober 2015. De man had 13 grieven ingediend tegen het vonnis van 15 januari 2014, waarvan enkele grieven zijn geslaagd. De rechter heeft de gevolgen van deze geslaagde grieven beoordeeld, waarbij onder andere een schuld van Afl. 5.000,00 aan de goederengemeenschap is toegevoegd. De vrouw had geen bewijs van aflossing van deze schuld overgelegd, waardoor haar verweer werd verworpen.

Daarnaast heeft de man betoogd dat bepaalde kosten voor hun zoon ten onrechte niet in de gemeenschap zijn opgenomen. Dit werd door de rechter geaccepteerd, aangezien de vrouw hiertegen geen verweer had gevoerd. De toedeling van onroerend goed aan de man is door het Hof vernietigd, en de waarde van het onroerend goed moet eerst worden vastgesteld voordat er een beslissing kan worden genomen. De rechter heeft ook overwogen dat de man voldoende bewijs heeft geleverd voor de schulden die deel uitmaken van de goederengemeenschap, en dat de vrouw geen bewijs van betaling heeft overgelegd voor haar verweer.

De uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba houdt in dat de zaak naar de rol wordt verwezen voor verdere afhandeling, waarbij partijen in de gelegenheid worden gesteld om deskundigen te benoemen en bewijsstukken over te leggen. De rechter heeft de verdere beslissingen aangehouden en een datum vastgesteld voor de volgende zitting.

Uitspraak

Vonnis van 9 december 2015
Behorend bij AR no. 1877 van 2011
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
E*,
wonende in Aruba,
EISER, hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
G*,
wonende in Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M.M.C. Ecury.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit het vonnis van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curacao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna het Hof) van 14 oktober 2015. Het Hof heeft het vonnis van het GEA van 15 januari 2014 gedeeltelijk vernietigd en de zaak terugverwezen naar het GEA voor verdere afdoening.
1.2
Hierna is ambtshalve vonnis bepaald op heden.
1.3
De rechter die het vonnis van 15 januari 2014 heeft gewezen kan de zaak om organisatorische redenen niet behandelen.

2.De verdere beoordeling

2.1
Tegen het vonnis van 15 januari 2014 heeft de man 13 grieven ingediend, waarvan de grieven I, II en VII zijn geslaagd. De overige grieven faalden of behoefden volgens het Hof geen bespreking. Het GEA zal in het onderstaande beoordelen wat de gevolgen zijn van de geslaagde grieven.
2.2
Grief I betoogde aan de goederengemeenschap toe te voegen een tijdens het huwelijk ontstane schuld ad Afl. 5.000,00. Volgens de man bestaat deze schuld nog. Hij heeft deze stelling onderbouwd door overlegging van een schriftelijke verklaring van ___d.d. 3 juni 2011, waaruit volgt dat deze schuld bestaat sinds december 2008. De vrouw daarentegen stelt dat schuld tijdens het huwelijk is afgelost. Nu de vrouw echter geen betalingsbewijzen heeft overgelegd, wordt haar verweer als onvoldoende onderbouwd verworpen. Dit heeft tot gevolg dat ervan uit wordt gegaan dat deze schuld deel uitmaakt van de huwelijkse goederen gemeenschap.
2.3
Bij grief I heeft de man nog betoogd dat twee rekeningen van ___ van USD 63,02 respectievelijk USD 439,40 - zijnde voor de zoon van partijen gemaakte kosten - ten onrechte niet in de gemeenschap zijn opgenomen. Ten bewijze hiervan verwijst de man naar de brief van ___, overgelegd bij productie 3 van het inleidend verzoekschrift. Het Hof heeft hiervan nota genomen. Het gerecht begrijpt dat de man zijn eis hiermee wenst te wijzigen. Nu de vrouw hiertegen geen separaat verweer heeft gevoerd, maakt het bedrag ad USD 502,42 (ofwel Afl. 894,31) deel uit van de huwelijkse goederengemeenschap.
2.4
Grief II was gericht tegen de toedeling van het onroerend goed aan de man. Dit onderdeel van de beslissing heeft het Hof vernietigd. Toedeling van het onroerend goed zal derhalve eerst plaats vinden nadat de waarde van het te verdelen onroerend goed is vastgesteld en partijen zich hebben kunnen uitlaten over de vraag of een van hen toedeling wenst.
2.5
Grief VII is gericht tegen de beslissing van GEA om de door de man gestelde schulden aan ____(Afl. 3.357,43) en ____ (Afl. 6.000,00) niet in de verdeling te betrekken. Het GEA had deze posten niet meegenomen, omdat partijen hierover twisten en de man geen bewijsaanbod had gedaan. In appel heeft de man dit verzuim hersteld. Het Hof heeft overwogen dat nu de man in hoger beroep bewijs heeft aangeboden, het GEA vrij is hierover te beslissen hetgeen GEA rechtens juist voorkomt. Het Hof overweegt op dit punt voorts dat het geenszins vast staat dat het GEA het bewijsaanbod moet honoreren en of aan bewijslevering wordt toegekomen en of dit voldoende specifiek is.
2.6
Anders dan in het vonnis van 15 januari 2014 is overwogen is het gerecht thans van oordeel dat de man het bestaan van de geldlening van ____wel voldoende heeft onderbouwd. De man heeft immers de schuldbekentenis overgelegd alsmede een verklaring van _____ waaruit volgt dat de schuld op 3 juni 2011 nog niet was afgelost. Hiertegenover staat aan de zijde van de vrouw slechts de stelling dat deze schuld tijdens het huwelijk is afgelost cq dat het een opzetje van de man en zijn zus is. De vrouw heeft evenwel geen bewijs van betaling overgelegd. Dit verweer wordt dan ook verworpen. Dit heeft tot gevolg dat de schuld ad Afl. 3.357,43 deel uitmaakt van de goederengemeenschap.
2.7
Wat betreft de schuld aan ___ wordt als volgt overwogen. Bij brief van 9 augustus 2012 heeft de man als productie 23 een verklaring van ___ overgelegd, waaruit volgt dat zij regelmatig met de vrouw heeft gesproken over de studielening, waarvoor ___ garant stond. Het verweer van de vrouw dat zij van niets wist wordt dan ook als onaannemelijk verworpen. Aangenomen wordt derhalve dat partijen gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de terugbetaling van de studielening van hun zoon. Nu de vrouw de hoogte van het bedrag niet heeft weersproken, is het gerecht van oordeel dat de schuld ad Afl. 6.000,00 deel uit maakt van de huwelijkse goederengemeenschap.
2.8
Uit het voorgaande volgt dat schulden ten bedrage van
Afl.15.251,74deel uit maken van de huwelijkse goederen gemeenschap en derhalve verdeeld dienen te worden. Een en ander zal bij eindvonnis worden beslist. Voor het overige is het vonnis van 15 januari 2014 in stand gebleven. De zaak wordt dan ook naar de rol verwezen voor akte uitlating deskundigenbericht respectievelijk overlegging van het pensioenoverzicht door de man.
2.9
Ieder verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De uitspraak

De rechter in dit gerecht,
-
bepaaltdat partijen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over het benoemen van een of drie deskundige(n) en of zij overeenstemming hebben bereikt over de te benoemen deskundige(n) en de stellen vragen en verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van
woensdag 20 januari 2016;
-
bepaaltdat de man in de gelegenheid wordt gesteld om ter rolzitting van
woensdag 20 januari 2016over te leggen: een overzicht/verklaring opgemaakt door het pensioenfonds, waarbij hij tijdens het huwelijk tussen partijen deelgenoot was, van de door hem gedurende het huwelijk opgebouwde pensioenrechten;
-
houdtiedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 december 2015 in aanwezigheid van de griffier.