ECLI:NL:OGEAA:2015:6

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 maart 2015
Publicatiedatum
15 april 2015
Zaaknummer
P-2014/18547, 86 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige door computerinstructeur

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 30 juli 1988, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, die als computerinstructeur werkzaam was, heeft op 5 maart 2015 een openbare terechtzitting gehad, waarbij hij bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara. De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.

De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren op 8 januari 1999, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, en het gerecht oordeelde dat het bewezenverklaarde strafbaar was.

Bij de strafoplegging hield het gerecht rekening met de ernst van de feiten, de kwetsbare positie van het slachtoffer en het vertrouwen dat de ouders in de verdachte hadden gesteld. Ondanks de verzachtende omstandigheden, zoals het feit dat de verdachte nooit eerder ter zake van een soortgelijk feit was veroordeeld, oordeelde het gerecht dat een taakstraf van 240 uren passend was. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf onder begeleiding van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-naleving. Dit vonnis is uitgesproken door rechter mr. H. Mol.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
Verdachte,
geboren op 30 juli 1988 in Curaçao,
wonende in Aruba, Vuylstekestraat 27.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara.
De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het tenlastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd conform de door hem overgelegde pleitaantekeningen.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 05 juni 2014 te Aruba met zijn pupil en/of de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, geboren op 8 januari 1999, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, hebben hij (verdachte)
  • meermalen de vagina van het slachtoffer betast, en/of
  • aan/in de vagina van het slachtoffer gelikt en/of gezogen, en/of
  • zich door het slachtoffer laten pijpen, en/of
  • geslachtsgemeenschap met het slachtoffer gehad;

(artikel 2:200 juncto 2:210 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op
of omstreeks5juni 2014 te Aruba met
zijn pupil en/ofde aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, te weten het slachtoffer, geboren op 8 januari 1999, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, hebben hij
(verdachte
)
  • meermalen de vagina van het slachtoffer betast, en
  • aan/in de vagina van het slachtoffer gelikt en/of gezogen, en
  • zich door het slachtoffer laten pijpen, en
  • geslachtsgemeenschap met het slachtoffer gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5. Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt begaan tegen een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige,
strafbaar gesteld bij artikel 2:200 juncto artikel 2:210 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte, die als computerinstructeur werkzaam was, heeft in die hoedanigheid een vijftienjarige leerlinge overgehaald om, op een tijdstip waarop zij computerles van hem had behoren te krijgen, zich met hem naar een appartement te begeven, alwaar hij ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd. Die ontuchtige handelingen bestonden onder meer uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die minderjarige. Verdachte heeft daarbij, misbruik makend van het vertrouwen dat die minderjarige in hem als instructeur stelde en ook mocht stellen en misbruik makend van het overwicht dat hij als volwassene op haar had, ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze jonge adolescent en op grove wijze het vertrouwen dat zij in hem stelde, beschaamd. De minderjarige bevond zich, gelet op haar leeftijd, in een kwetsbare positie. Daarnaast heeft verdachte het vertrouwen dat de ouders - en vooral de vader van de minderjarige die met hem bevriend was - in hem hadden gesteld diep geschonden.
Handelend als bewezenverklaard kan verdachte slechts het oog hebben gehad op bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, waarbij hij zich nauwelijks heeft bekommerd om de schade die hij daardoor bij de minderjarige aanrichtte. De ervaring leert dat kinderen, als zij op jeugdige leeftijd worden onderworpen aan seksuele handelingen als de onderhavige, (grote) psychische, lichamelijke en emotionele schade kunnen oplopen, die hun verdere ontwikkeling ernstig kan schaden. Ook op latere leeftijd kunnen zij nog problemen ondervinden op het terrein van seksualiteit en relatievorming.
Deze delicten behoren voorts tot een categorie van strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust in de samenleving teweeg brengen.
De raadsman heeft - samengevat - aangevoerd dat de verdachte in de verleiding werd gebracht door het schone uiterlijk van de minderjarige, zodat hij zich niet heeft afgevraagd of die minderjarige jonger of ouder was dan zestien jaar alvorens het feit te begaan. Hij heeft voorts aangevoerd dat de verdachte nooit eerder ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld en dat de verdachte onlangs, nadat hij door het voorval zijn baan als computerinstructeur heeft verloren, een nieuwe baan heeft gekregen; hij zit daarbij in een proeftijd. De raadsman verzoekt om hiermee rekening te houden en aan de verdachte geen onvoorwaardelijke, maar een geheel voorwaardelijke (gevangenis-) straf op te leggen, met eventueel - naar het gerecht begrijpt - een werkstraf.
Alhoewel het gerecht ten aanzien van ernstige delicten als het onderhavige, een vrijheidsontnemende straf placht op te leggen, is zij in dit geval van oordeel dat de preventieve werking die van de strafoplegging dient uit te gaan, in dit specifieke geval het meest gediend zal zijn door oplegging van een andere straf dan de door de officier van justitie gevorderde (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. Het gerecht overweegt dienaangaande als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting blijk gegeven nauwelijks, althans zeer weinig, inzicht te hebben in de (mogelijk ingrijpende) gevolgen van zijn handelen voor de minderjarige. Enerzijds heeft hij naar voren gebracht te weten jegens de minderjarige laakbaar te hebben gehandeld.
Anderzijds heeft hij een beeld geschetst van een minderjarige die uit eigener beweging heeft gekozen om op zijn avances in te gaan en actief aan de onderhavige handelingen heeft geparticipeerd. Bij gelegenheid van het laatste woord, heeft verdachte steeds over zichzelf gesproken en over zijn medeleven met de minderjarige heeft hij niet gerept. Het aanbieden van excuses aan die minderjarige en haar ouders is uitgebleven.
Het gerecht acht dat vorenstaande karaktertrekken zorgelijke tekenen zijn in de ontwikkeling van de persoonlijkheid van verdachte. Deze trekken kunnen in de loop der jaren eerder versterken dan verzachten, indien bij verdachte het besef blijft ontbreken dat hij, door laakbaar gedrag zijnerzijds, onaangename consequenties voor een ander in het leven heeft geroepen dan wel kan roepen. Het gerecht is daarom van oordeel dat de aan verdachte op te leggen straf hem nederigheid en dienstbaarheid aan anderen dan zichzelf moet doen gevoelen opdat bij hem het besef ontstaat dat door zijn gedraging een ander, i.c. de minderjarige (en haar ouders), leed is toegebracht waarvoor hij verantwoordelijk is en dat hij zich in de toekomst dient te onthouden van zulke of andersoortige strafbare gedragingen.
Het gerecht houdt voorts in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij nooit eerder ter zake van een soortgelijk delict is veroordeeld. In zijn voordeel geldt ook dat hij, zoals tijdens het verhandelde ter terechtzitting naar voren is gebracht, recent een nieuwe baan heeft gekregen en aan een nieuw begin in zijn leven wenst te werken evenals het in zijn voordeel geldt dat hij de hulp heeft geaccepteerd van een leidinggevende van de scoutingbeweging waarvan hij lid is.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te melden maximale duur, nu deze straf naar het oordeel van het gerecht ten aanzien van de verdachte passend en geboden is. Het verweer van de raadsman slaagt derhalve in zoverre.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:45, 1:46, 1:47 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
tweehonderdenveertig (240) uren,onder begeleiding en toezicht van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, te voltooien binnen
één (1) jaarna het onherroepelijk worden van dit vonnis. Bij het niet naar behoren verrichten van deze taakstraf zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van
honderdentwintig (120) dagen;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht, naar de maatstaf van twee uren per dag voor elke dag die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H. Mol en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 26 maart 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.