ECLI:NL:OGEAA:2015:603

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
BBZ nr. 2013/64492
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak inzake winstbelasting en aftrekbaarheid van uitbesteed werk

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de aftrekbaarheid van kosten voor uitbesteed werk door belanghebbende, X N.V. De zaak betreft een aanslag winstbelasting die aan belanghebbende was opgelegd voor het jaar 2008, met een boete van Afl. 500. De Inspecteur der Belastingen had de aftrek van de kosten voor uitbesteed werk geweigerd, omdat belanghebbende geen bewijs had geleverd dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt en dat het om aftrekbare kosten ging. Belanghebbende had eerder bezwaar aangetekend tegen de aanslag, maar de Inspecteur handhaafde deze. Tijdens de zitting op 17 november 2014 werd vastgesteld dat belanghebbende niet was gehoord in de bezwaarfase, maar dat er wel regelmatig overleg had plaatsgevonden met de Inspecteur over de correcties. Het Gerecht oordeelde dat belanghebbende onvoldoende bewijs had geleverd voor de aftrekbaarheid van de kosten en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak van 3 maart 2015 werd vervangen door deze hersteluitspraak, waarbij het Gerecht bevestigde dat de Inspecteur de aftrek terecht had geweigerd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, binnen twee maanden na toezending van de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 1 juli 2015
BBZ nr. 2013/64492
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
HERSTELUITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
X N.V.,gevestigd in Aruba,
BELANGHEBBENDE,
gemachtigde: mr. A en B,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,
zetelend in Aruba, hierna te noemen: de Inspecteur,
De uitspraak van 03 maart 2015
Op 03 maart 2015 heeft de Raad van beroep voor belastingzaken in de zaak met
nr. 2013/64492 schriftelijk uitspraak gedaan. Ingaande 1 januari 2015 is de Landsverordening Beroep in Belastingzaken gewijzigd (wijzigingsverordening: AB 2014 no.75) en is het Gerecht in Eerste Aanleg bevoegd geworden te oordelen over alle belastingzaken, ook de aanhangige zaken. Deze uitspraak had derhalve door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba gedaan moeten worden.
De uitspraak van heden strekt ertoe de uitspraak van 03 maart 2015 te vervangen.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 28 maart 2013 een aanslag winstbelasting opgelegd voor het jaar 2008 met een boete van Afl. 500.
1.2
Belanghebbende is op 29 mei 2013 in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak op bezwaar van 4 juni 2013 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is op 2 augustus 2013 tijdig in beroep gekomen tegen deze uitspraak op bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 17 november 2014 te Oranjestad zijn verschenen de gemachtigden en namens de Inspecteur mr. C.

2.DE TUSSEN PARTIJEN VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende heeft over 2008 een winst aangegeven van Afl. 284.923. Bij de aanslag is de belastbare winst vastgesteld op Afl. 1.410.610. Daarbij heeft de Inspecteur twee correcties toegepast: (1) de post “uitbesteed werk” van afl. 1.078.609 is niet in aftrek toegelaten en (2) op uitstaande vorderingen is 8% rente berekend en daarvoor is Afl. 47.077 is tot de winst gerekend.

3.GESCHIL

Tussen partijen is in geschil of de correctie van de post uitbesteed werk terecht is. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard akkoord te gaan met de rentecorrectie en met de boete.

4.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
4.2
Belanghebbende heeft gesteld dat zij ten onrechte in bezwaar niet is gehoord en dat de kosten uitbesteed werk betrekking hebben op het pro rata deel van de concernkosten dat aan belanghebbende wordt toegerekend. Volgens belanghebbende draagt zij ook thans nog haar deel in die kosten en zijn daar bescheiden van, maar is het tot nu toe niet gelukt om de stukken te achterhalen van de situatie in 2008 omdat de aandelen in belanghebbende toen door andere aandeelhouders werden gehouden dan thans. Belanghebbende heeft om uitstel van de behandeling van de zaak gevraagd omdat reeds geruime tijd met de Inspecteur wordt gesproken over een mogelijk compromis en belanghebbende in dat kader gegevens van latere jaren aan de Inspecteur heeft aangeleverd.
4.3
De Inspecteur stelt dat zij onvoldoende inzicht heeft in de kosten en dat stukken daarover ontbreken. Zij acht de correctie terecht maar heeft zich bereid verklaard ook na de uitspraak van Het Gerecht met belanghebbende te overleggen.

5.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

5.1
Vaststaat dat belanghebbende niet is gehoord in de bezwaarfase maar dat zij daarna regelmatig overleg heeft gevoerd met de inspecteur over de juistheid van de correcties. Het Gerecht ziet geen reden om de uitspraak te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de Inspecteur nu belanghebbende al hetgeen zij te berde zou willen brengen, heeft kunnen zeggen tijdens de compromisonderhandelingen.
5.2
Op belanghebbende die aftrek claimt van kosten onder de noemer “uitbesteed werk” rust de bewijslast aannemelijk te maken dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en dat sprake is van aftrekbare kosten. Belanghebbende heeft daarvoor geen bewijs aangedragen. De Inspecteur heeft de aftrek dan terecht geweigerd.
5.3
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep ongegrond is.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht :
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer op 17 november 2014 door mrs. S. Verheijen, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Hoogenbergen en uitgesproken in het openbaar op 01 juli 2015.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b Landsverordening beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening dan wel toezending naar de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c Landsverordening beroep in belastingzaken).