ECLI:NL:OGEAA:2015:610

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 juni 2015
Publicatiedatum
15 augustus 2016
Zaaknummer
BBZ nrs. 70753, 70754, 70755 en 70756 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grondbelasting en rechtsgeldigheid van aanslagen over de jaren 2009 tot en met 2012

In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van aanslagen grondbelasting die aan de belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 2009 tot en met 2012. De belanghebbende, wonende in Aruba, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, omdat hij van mening is dat de Inspecteur geen aanslagen met terugwerkende kracht mag opleggen, aangezien er geen aangifteplicht voor de grondbelasting bestaat. De Inspecteur daarentegen stelt dat de aanslagen rechtsgeldig zijn opgelegd.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft op 10 juni 2015 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelt dat de termijn waarbinnen de Inspecteur een aanslag mag opleggen, niet langer mag zijn dan de vijfjaarstermijn zoals vastgelegd in artikel 10, lid 5 van de Algemene landsverordening belastingen. Aangezien de aanslagen binnen deze termijn zijn opgelegd, zijn ze rechtsgeldig. De rechter heeft vastgesteld dat de aanslagen zijn opgelegd binnen de geldende termijn en dat de Inspecteur zich aan de wettelijke bepalingen heeft gehouden.

De uitspraak van het Gerecht verklaart het beroep van de belanghebbende gegrond, maar alleen voor wat betreft de heffingsgrondslag. De heffingsgrondslag wordt verlaagd tot Afl. 139.200,-, wat leidt tot een te betalen grondbelasting van Afl. 316,80 per aanslag. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen twee maanden na toezending van de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 10 juni 2015
BBZ nrs. 70753, 70754, 70755 en 70756 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de Landsverordening beroep in belastingzaken van:
X,wonende in Aruba,
BELANGHEBBENDE,
gemachtigde: A,
gericht tegen:

DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,

zetelend in Aruba, hierna te noemen: de Inspecteur,
gemachtigde: mevrouw mr. B.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Op 10 augustus 2013 zijn aan belanghebbende aanslagen grondbelasting voor de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 opgelegd. Op 4 september 2013 heeft belanghebbende bezwaarschriften ingediend tegen deze aanslagen.
1.2
De inspecteur heeft geen uitspraak op de bezwaarschriften van belanghebbende gedaan en belanghebbende is op 10 september 2014 in beroep gekomen tegen deze fictieve weigering.
1.3
De Inspecteur heeft 1 juni 2015 een verweerschrift met producties ingediend.
1.4
De zaak is behandeld ter zitting van 4 juni 2015, waarbij zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende voornoemd en de inspecteur bij zijn gemachtigde voornoemd.
1.5
Hierna is uitspraak bepaald op heden.
2

2.GESCHIL

2.1.
Na de behandeling ter zitting is nog uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag
of de betreffende aanslagen rechtsgeldig zijn opgelegd.
2.2.
Belanghebbende is van oordeel dat, nu er geen aangifteplicht bestaat voor de grondbelasting de inspecteur niet met terugwerkende kracht aanslagen grondbelasting mag opleggen.
2.3
De inspecteur is van mening dat de aanslagen grondbelasting conform de wettelijke bepalingen rechtsgeldig zijn opgelegd

3.FEITEN

3.1
Belanghebbende bezit sinds 28 mei 1997 een perceel grond van 443 m2 in erfpacht met daarop een omstreeks 1997 gebouwd woonhuis en een in 2012 gebouwd appartement dat in april 2013 in gebruik is genomen.
3.2
Voor de periode 2009 tot en met 2012 is door de terreindienst aan het woonhuis ambtshalve een waarde toegekend van Afl. 133.888,- en aan het appartement een waarde van Afl. 60.000,- . Tussen partijen is niet langer in geschil dat de heffingsgrondslag voor het betreffende tijdvak moet worden verlaagd met genoemd bedrag van Afl. 60.000,- omdat het appartement pas in 2013 in gebruik is genomen.

4.DE OVERWEGINGEN

4.1
Belanghebbende stelt dat, nu er geen aangifte voor de grondbelasting moet worden gedaan de inspecteur niet met terugwerkende kracht een (navorderings-)aanslag kan opleggen.
4.2
Vaststaat dat de Landsverordening Grondbelasting geen termijn noemt waarbinnen de inspecteur een aanslag dient op te leggen.
4.3
Vaststaat tevens dat er in casu geen sprake is van navorderingsaanslagen, maar van een viertal definitieve aanslagen grondbelasting, die opgelegd zijn op een tijdstip waarop het betreffende belastingjaar al was verstreken.
4.4
Artikel 2 van de Algemene landsverordening belastingen (hierna: ALB) verklaart de werkingssfeer van deze verordening van toepassing op de grondbelasting als bedoeld in de Landsverordening Grondbelasting.
4.5
In de paragraaf 2 ALB, waarin de heffing bij wege van aanslag geregeld is, luiden de leden 4 en 5 van artikel 10 als volgt:
=BBZ nrs. 70753, 70754, 70755 en 70756 van 2015=
3
"4. De bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag vervalt door verloop van tien jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.
5. Indien overeenkomstig deze landsverordening of een belastingverordening
aangifte is gedaan, vervalt de bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag door verloop van vijf jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan."
4.6
Naar het oordeel van de rechter is er, nu er voor de grondbelasting geen aangifteplicht bestaat, geen reden om aan de inspecteur een langere termijn waarbinnen een aanslag moet worden opgelegd dan de in 10, lid 5 ALB genoemde vijf jaar toe te staan.
4.7
Vaststaat dat de inspecteur alle onderhavige aanslagen heeft opgelegd binnen de hiervoor genoemde vijfjaarstermijn; de aanslagen zijn derhalve naar het oordeel van de rechter alle rechtsgeldig opgelegd.

5.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep gegrond, uitsluitend voor wat betreft de heffingsgrondslag en bepaalt dat deze voor alle in geschil zijnde aanslagen wordt verlaagd tot Af I. 139.200,-met een daarmee corresponderend bedrag aan te betalen grondbelasting van Afl. 316,80 per aanslag.
Deze uitspraak is gegeven door mr. G.J. van Muijen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2015, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b Landsverordening beroep in
belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening dan wel toezending naar de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c Landsverordening beroep in belastingzaken).
=BBZ nrs. 70753, 70754, 70755 en 70756 van 2015=