In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van aanslagen grondbelasting die aan de belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 2009 tot en met 2012. De belanghebbende, wonende in Aruba, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, omdat hij van mening is dat de Inspecteur geen aanslagen met terugwerkende kracht mag opleggen, aangezien er geen aangifteplicht voor de grondbelasting bestaat. De Inspecteur daarentegen stelt dat de aanslagen rechtsgeldig zijn opgelegd.
Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft op 10 juni 2015 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelt dat de termijn waarbinnen de Inspecteur een aanslag mag opleggen, niet langer mag zijn dan de vijfjaarstermijn zoals vastgelegd in artikel 10, lid 5 van de Algemene landsverordening belastingen. Aangezien de aanslagen binnen deze termijn zijn opgelegd, zijn ze rechtsgeldig. De rechter heeft vastgesteld dat de aanslagen zijn opgelegd binnen de geldende termijn en dat de Inspecteur zich aan de wettelijke bepalingen heeft gehouden.
De uitspraak van het Gerecht verklaart het beroep van de belanghebbende gegrond, maar alleen voor wat betreft de heffingsgrondslag. De heffingsgrondslag wordt verlaagd tot Afl. 139.200,-, wat leidt tot een te betalen grondbelasting van Afl. 316,80 per aanslag. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen twee maanden na toezending van de uitspraak kan worden ingesteld.