ECLI:NL:OGEAA:2015:85

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 juni 2015
Publicatiedatum
15 juni 2015
Zaaknummer
A.R. 1296 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op basis van onverschuldigde betaling in het kader van een nalatenschap

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap [de notaris] een vordering ingesteld tegen [gedaagde] op basis van onverschuldigde betaling. De vordering betreft een bedrag van Afl. 14.375, dat volgens [de notaris] onterecht aan [gedaagde] zou zijn betaald vanuit de rekening van een stichting. De procedure omvatte een verzoekschrift, conclusies van antwoord, repliek en dupliek, waarna de zaak werd verwezen naar de rol voor vonnis.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 1 of 2 juni 2009 zijn er bedragen van de rekening van de stichting aan [gedaagde] betaald. [de notaris] heeft op 16 mei 2014 aanspraak gemaakt op terugbetaling van deze bedragen. In de beoordeling van de zaak concludeert de rechter dat [de notaris] niet kan stellen dat zij onverschuldigd heeft betaald, omdat de betalingen zijn gedaan vanuit de rekening van de stichting en niet van haar eigen rekening. De rechter merkt op dat de stichting de betalingen heeft verricht en dat [de notaris] geen vorderingsrecht heeft op [gedaagde].

Het geschil is ontstaan uit de verdeling van een nalatenschap waarbij [gedaagde] als makelaar optrad. De rechter stelt vast dat de deelgenoten [gedaagde] hebben gemachtigd om de verkoop te regelen en dat de commissie van 2,5% aan [gedaagde] betaald zou worden. De rechter concludeert dat de fout van [de notaris] in de procedure niet leidt tot onverschuldigde betaling aan [gedaagde]. De vordering van [de notaris] wordt afgewezen, en [gedaagde] heeft geen recht op vergoeding van proceskosten.

De uitspraak van de rechter is gedaan op 10 juni 2015, en het gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 10 juni 2015
Behorend bij A.R. 1296 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
[de notaris],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [de notaris],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 1 of 2 juni 2009 is van rekening van de [de stichting] een bedrag van Afl. 9.750, betaald aan [gedaagde]. Eveneens op 1 of 2 juni 2009 is van de rekening van [de stichting] een bedrag van Afl. 4.625, betaald aan [gedaagde].
2.2
Bij brief van 16 mei 2014 heeft [de notaris] jegens [gedaagde] aanspraak gemaakt op betaling van dit bedrag aan haar.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
[de notaris] vordert – na wijziging van eis – uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van Afl. 14.375,, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
[de notaris] grondt de vordering erop dat zij onverschuldigd heeft betaald.
3.3 [
[gedaagde] voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van [de notaris] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Waar nodig onder toepassing van het bepaalde in artikel 118 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering merkt het gerecht op dat uit de door [de notaris] overgelegde productie 2 bij het inleidend verzoek blijkt dat betaald is van de rekening van de hiervoor gemelde stichting. Zonder nadere toelichting valt dan niet in te zien hoe [de notaris] onverschuldigd heeft betaald. Het is immers niet haar bankrekening waarvan betaald is maar van een stichting die de geldelijke belangen van derden behartigt. Volgens de op briefpapier van [de notaris] opgestelde aan [gedaagde] gerichte facturen van 28 maart 2014 moest dan ook aan de stichting worden terugbetaald, niet aan [de notaris]. Bij gebrek aan nadere uitleg moet het ervoor worden gehouden dat de stichting heeft betaald, niet [de notaris]. Dat ligt, gegeven de hierna te bespreken omstandigheden van het geval ook voor de hand. De vordering stuit daarop al af. Hooguit de stichting zou een vordering hebben. Het gerecht ziet, gegeven het hierna volgende, geen aanleiding om partijen uit te nodigen zich hieromtrent uit te laten.
4.2
Het geschil tussen partijen vindt zijn oorsprong in de perikelen rond de verdeling van een nalatenschap waarin drie percelen zaten die zijn verkocht. [gedaagde] had voor de openbare verkoop machtigingen gekregen van drie deelgenoten. In die machtigingen staat verder dat de desbetreffende deelgenoten 2,5% van de uiteindelijke verkoopprijs aan commissie aan [gedaagde] zullen betalen. Dat percentage stemt overeen met een bedrag van Afl. 14.375,.
4.3
Nu de desbetreffende deelgenoten [gedaagde] hebben gemachtigd om tot openbare verkoop over te gaan en in verband daarmee 2,5% commissie aan haar te betalen, valt, zonder nadere toelichting, niet in te zien dat [de notaris] aan [gedaagde] heeft betaald. Niet [de notaris] maar een of alle desbetreffende deelgenoten samen hebben met gebruikmaking van de bankrekening van een stichting die mede hun geldelijke belangen in dit verband behartigt, aan [gedaagde] betaald. [de notaris] komt ook op die grond geen vorderingsrecht toe. [gedaagde] beroept zich er terecht op dat zij erop mocht vertrouwen dat – kort gezegd – de notaris wel had gezorgd dat alles in orde was. Of een of meer (andere) deelgenoten een vordering op [gedaagde] of op de stichting hebben, en in hoeverre [gedaagde] vervolgens een vordering op de notaris heeft omdat die, zoals zij aanvoert, onvoldoende nagegaan is of wel voldoende volmacht bestond voor de commissieafspraak en de uitkering, valt buiten het bestek van dit geding. Dat geldt ook voor de verrekening van de opbrengst en de verdeling van de kosten onder alle deelgenoten zelf.
4.4
Het voorgaande wordt allemaal niet anders doordat uit de beschikkingen van 20 augustus 2013 van dit gerecht – kort gezegd – blijkt, dat de notaris in de fout is gegaan, doordat niet van alle erfgenamen volmacht werd verkregen om tot openbare verkoop over te gaan en daarbij met [gedaagde] een commissie van 2,5% is overeengekomen. En dat de commissie van 2,5% daarom niet eerst in mindering mag worden gebracht op de opbrengst van de verkoop alvorens die onder de deelgenoten wordt verdeeld. Die fout van de notaris heeft niet tot gevolg dat dus onverschuldigd is betaald aan [gedaagde]. In hoeverre de fout van de notaris van invloed is op de (her)verdeling van de opbrengst van de verkoop en/of de aansprakelijkheid van de notaris ten opzichte van de volmachtverlenende deelgenoten valt buiten het bestek van dit geding.
4.5
De vordering wordt afgewezen. [gedaagde] heeft geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten gemaakt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 juni 2015 in aanwezigheid van de griffier.