ECLI:NL:OGEAA:2015:93

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
22 juni 2015
Zaaknummer
E.J. no. 813 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en redelijkheid van aanbod bij overplaatsing

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de coöperatieve vereniging Caribbean Palm Village Resorts (CPVR) verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer A. CPVR stelt dat er gewichtige redenen zijn voor deze ontbinding, terwijl A verweer voert en de afwijzing van het verzoek vraagt. De procedure vond plaats op 26 mei 2015, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. CPVR heeft aangevoerd dat A in een andere functie binnen de organisatie geplaatst kon worden, maar A heeft dit aanbod geweigerd, omdat dit zou leiden tot een aanzienlijk verlies van inkomen in de vorm van commissie en fooien. Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat het aanbod van CPVR niet redelijk was, aangezien er geen garantie was voor behoud van het extra inkomen. Hierdoor was A gerechtigd om het aanbod te weigeren. Het Gerecht heeft vervolgens het verzoek van CPVR afgewezen en CPVR veroordeeld in de proceskosten van A, die zijn vastgesteld op Afl. 1.800,--. De beschikking is uitgesproken op 16 juni 2015 door rechter mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Beschikking d.d. 16 juni 2015
E.J. no. 813 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de coöperatieve vereniging, althans de naamloze vennootschap
COOPERATIEVE VERENIGING CARIBBEAN PALM VILLAGE RESORTS,
gevestigd in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: CPVR,
gemachtigde: de advocaat mr. R.J. Kock,
tegen:
A,
wonende in Aruba,
verweerder,
hierna ook te noemen: A,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de behandeling van de zaak ter terechtzitting van 26 mei 2015.
1.2
CPVR is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde. A is verschenen samen met zijn gemachtigde. De gemachtigden van partijen hebben het woord gevoerd (in die zin dat - zoals het Gerecht ter zitting aan partijen vooraf kenbaar heeft gemaakt - CPVR in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het verweerschrift (repliek) en dat A tot slot in de gelegenheid is gesteld om op die reactie te reageren (dupliek)) - CPVR mede aan de hand van een overgelegde pleitnota, en beiden mede aan de hand van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
CPVR verzoekt dat het Gerecht bij beschikking de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op een door het Gerecht te bepalen tijdstip ontbindt op grond van de in het verzoekschrift gestelde gewichtige redenen, zonder toekenning aan A van een door CPVR te betalen billijkheidsvergoeding, kosten rechtens.
2.2
A voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door CPVR verzochte, kosten rechtens. Subsidiair, voor het geval het Gerecht overgaat tot ontbinding van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, concludeert A tot toekenning aan hem van een door CPVR te betalen billijkheidsvergoeding, waarbij de zogeheten “correctiefactor c” moet worden gesteld op 2, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Kern van dit geschil is of (1) CPVR omwille van haar (veranderde) bedrijfsvoering A al dan niet in een bij partijen genoegzaam bekende andere functie (in een andere afdeling binnen CPVR; hierna ook: de andere functie) mocht plaatsen, en (2) of A die functie redelijkerwijze mocht weigeren. Anders dan A stelt CPVR dat zij A in de andere functie mocht plaatsen en ook anders dan A stelt CPVR dat A die functie niet mocht weigeren omdat dienaangaande sprake was van een redelijk aanbod van CPVR. Het Gerecht sluit zich echter niet aan bij de zienswijze van CPVR, en wel om het volgende.
3.2
A heeft onbestreden gesteld dat de door CPVR beoogde overplaatsing naar de andere functie onder meer met zich brengt dat A wekelijks tenminste US$ 200,-- aan commissie/fooien zal derven. Gesteld noch gebleken is dat CPVR A heeft aangeboden dat hij dat extra inkomen zal behouden als hij werkzaam is in de andere functie. Reeds daarom heeft te gelden dat het aanbod van CPVR tot overplaatsing of tewerkstelling van A in de andere functie niet heeft te gelden als een redelijk aanbod. A mocht daarom dat aanbod redelijkerwijze weigeren, en er is derhalve geen sprake van de door CPVR gestelde werkweigering.
3.3
Uit vorenstaande volgt reeds dat het Gerecht geen grond ziet voor toewijzing van het door CPVR verzochte. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
3.4
CPVR zal - als de in het ongelijk gestelde partij - worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van A, tot aan deze uitspraak begroot op
Afl. 1.800,-- (2 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 900,-- per punt) aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door CPVR verzochte;
-veroordeelt CPVR in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van A, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 juni 2015.