In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, verzocht de stichting FUNDACION CAS PA COMUNIDAD ARUBANO (FCCA) om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met A, die op 1 juli 1982 in dienst trad. FCCA stelde dat de arbeidsovereenkomst van A van rechtswege had kunnen eindigen op 27 december 2013, de datum waarop A de pensioengerechtigde leeftijd bereikte. FCCA betoogde dat de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst niet meer van toepassing was, omdat partijen in de veronderstelling verkeerden dat het Aparicio/Balashi-arrest niet van toepassing was. A daarentegen betwistte de ontbinding en stelde dat er geen gewijzigde omstandigheden waren die een beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigden.
Het gerecht oordeelde dat de arbeidsovereenkomst van A was aangegaan vóór de invoering van artikel 7A:1613x BWA, en dat het pensioenbeding in de arbeidsovereenkomst niet in strijd was met de wet. Het gerecht concludeerde dat FCCA niet had aangetoond dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigden. De stelling van FCCA dat A een dure arbeidskracht was en vaak met gezondheidsproblemen kampte, werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd om de ontbinding te rechtvaardigen. Het verzoek van FCCA werd afgewezen, en FCCA werd veroordeeld in de kosten van de procedure.
De beschikking werd gegeven door mr. Y.M. Vanwersch en uitgesproken op 16 juni 2015.