ECLI:NL:OGEAA:2015:95

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
22 juni 2015
Zaaknummer
E.J. 595 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en pensioenleeftijd in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting FUNDACION CAS PA COMUNIDAD ARUBANO (FCCA) en werknemer A. FCCA verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewijzigde omstandigheden, omdat A op 18 juli 2014 de pensioengerechtigde leeftijd van 60 jaar had bereikt en het dienstverband van rechtswege had kunnen eindigen. FCCA stelde dat de werknemer, die na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd bleef werken, duur was en gezondheidsproblemen had, wat de voortzetting van de arbeidsrelatie bemoeilijkte. A verweerde zich tegen de ontbinding en betwistte dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden. Hij voerde aan dat het pensioenbeding in zijn arbeidsovereenkomst uit 1981 niet geldig was, omdat de wetgever in 2013 had bepaald dat pensioenbedingen alleen mogelijk zijn in arbeidsovereenkomsten die na 2013 zijn aangegaan.

Het gerecht oordeelde dat de arbeidsovereenkomst van A was aangegaan voordat artikel 7A:1613x BWA in werking trad en dat het pensioenbeding niet in strijd was met de wet. Het gerecht concludeerde dat FCCA niet had aangetoond dat er gewijzigde omstandigheden waren die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigden. Het verzoek van FCCA werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op dat moment waren begroot op AWG 1.800,00 voor het salaris van de gemachtigde. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om concrete feiten aan te voeren bij verzoeken tot ontbinding van arbeidsovereenkomsten, vooral in situaties waarin pensioenbedingen van toepassing zijn.

Uitspraak

Beschikking van 16 juni 2015
Behorend bij E.J. 595 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de stichting
FUNDACION CAS PA COMUNIDAD ARUBANO (FCCA)
gevestigd te Aruba,
verzoekster, hierna ook te noemen: FCCA,
gemachtigde: de advocaat mr. D. Kock,
tegen:
A,
wonende te Aruba,
verweerder, hierna ook te noemen: A,
gemachtigde: de advocaat mr. A.A. Ruiz.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit de navolgende stukken:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • de pleitnota van mr. D. Kock en mr. A.A. Ruiz;
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 18 mei 2015.
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Het gerecht gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
2.1
A is op 1 juli 1981 in dienst getreden bij FCCA.
2.2
FCCA kent in haar rechtspositiereglement - dat is geïncorporeerd in de individuele arbeidsovereenkomst - een automatische beëindiging van het dienstverband, zodra de werknemer de AOV-pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
2.3
A heeft op 18 juli 2014 de pensioengerechtigde leeftijd van 60 jaar bereikt.
2.4
A is na het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd blijven werken.

3.HET VERZOEK EN HET VERWEER

3.1
FCCA verzoekt de arbeidsovereenkomst met A te ontbinden op grond van gewijzigde omstandigheden, omdat thans is gebleken dat het dienstverband van A reeds in juli 2014 van rechtswege had kunnen eindigen wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd op 18 juli 2014. Partijen verkeerden in de veronderstelling dat de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst op grond van het Aparicio/Balashi-arrest toepassing miste, zodat er sprake is van rechtsdwaling. De arbeidsovereenkomst van A dateert echter van vóór 10 juli 1992, toen de eerste versie van artikel 7A:1613x BWA in werking trad. Dit betekent dat het Aparicio/Balashi arrest niet van toepassing is op de positie van A en de ontbindende voorwaarde per juli 2014 ingeroepen had kunnen worden. Personeel dat tegen de pensioengerechtigde leeftijd is, is duur en kampt bovendien vaak met gezondheidsproblemen. A was in 2014 49 dagen ziek en FCCA kan zich niet veroorloven dat de arbeidsrelatie met A oneindig wordt voortgezet.
3.2
A verweert zich tegen de verzochte ontbinding.
Hij betwist dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, die maken dat de dienstbetrekking dadelijk of op korte termijn dient te eindigen. Rechtsdwaling is geen grond voor ontbinding. Dit geldt ook voor de stelling dat A naast zijn pensioen een volledig salaris verdient, want dat geldt ook voor andere werknemers van FCCA. Nu de wetgever in 2013 uitdrukkelijk heeft bepaald dat pensioenbedingen alleen mogelijk zijn in arbeidsovereenkomsten die voor bepaalde tijd zijn aangegaan nà 2013, moet geconcludeerd worden dat het pensioenbeding van FCCA uit 1981 niet geldig is.

4.DE BEOORDELING

4.1
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is aangegaan in een tijd waarin artikel 7A:1613x BWA nog niet bestond.
Een pensioenbeding in een arbeidsovereenkomst of arbeidsreglement was destijds heel gebruikelijk. Een pensioengerechtigde ging in de regel met pensioen op de dag dat hij/zij recht kreeg op pensioen. Aan dit wijdverbreide gebruik kwam een einde door het Aparicio/Balashi-arrest (HR 29-10-2010, BN 7053). Aparacio - die op 14 juni 1999 in dienst was getreden bij Balashi en op 3 juli 2008 62 jaar werd - beriep zich na de beëindiging van zijn dienstverband wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd op het in 1992 ingevoerde artikel 7A:1613x BWA. Hierin is bepaald dat slechts op een viertal limitatief opgesomde voorwaarden een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten mag worden. Het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd viel daar niet onder. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curacao, Aruba, Bonaire, Sint Maarten Sint Eustatius en Saba achtte de ontbindende tijdsbepaling in de arbeidsovereenkomst van Aparicio strijdig met het gesloten stelsel van de wet, op grond waarvan de beëindiging niet rechtsgeldig werd bevonden. De Hoge Raad heeft dit oordeel in stand gelaten.
4.2
Met FCCA is het gerecht van oordeel dat artikel 7A: 1613x BWA (1992) niet op de arbeidsovereenkomst van A van toepassing is, nu op grond van het overgangsrecht dit artikel slechts van toepassing is op arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan ná 9 juli 1992. De arbeidsovereenkomst van A dateert - zoals reeds overwogen - van 1 juli 1981. Evenmin is het pensioenbeding strijdig met artikel 7A:1613x BWA, zoals laatstelijk gewijzigd op 1 april 2013, omdat dit artikel op basis van artikel II van het overgangsrecht slechts van toepassing is op arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan ná 1 april 2013. Het pensioenbeding behorende bij de onderhavige arbeidsovereenkomst is dan ook niet in strijd met wet en/of regelgeving, zodat FCCA in juli 2014, met een beroep op het pensioenbeding, de arbeidsovereenkomst tussen partijen had kunnen beëindigen. Nu FCCA geen beroep heeft gedaan op dit beding en het dienstverband tussen partijen stilzwijgend is voortgezet, kan de arbeidsrelatie slechts eindigen door opzegging, na verkregen ontslagvergunning of door ontbinding door de rechter. FCCA heeft voor deze laatste optie gekozen.
4.3
De vraag die thans beantwoord dient te worden luidt of er thans sprake is van gewijzigde omstandigheden, die maken dat de arbeidsovereenkomst dadelijk of op korte termijn ontbonden dient te worden. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.4
FCCA heeft weliswaar aannemelijk gemaakt dat zij sinds het hiervoor besproken arrest in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat zij het pensioenbeding niet kon inroepen jegens A, doch deze rechtsdwaling kan A niet worden tegengeworpen en dient voor rekening en risico van FCCA te blijven. Evenmin kan voortschrijdend inzicht aan de zijde van FCCA aangemerkt worden als een gewijzigde omstandigheid, nu dit geen
gebeurtenisis, die de werkgever noodzaakt om zijn organisatie aan te passen dan wel de dienstbetrekking met betrokken werknemer te beëindigen. Het lag dan ook op de weg van FCCA om concrete feiten te stellen die maken dat van haar niet langer gevergd kan worden het dienstverband met A te continueren.
4.5
FCCA heeft ter zitting tevens aangevoerd dat pensioengerechtigden in de regel dure arbeidskrachten zijn en vaak met gezondheidsproblemen kampen. A zou vorig jaar alleen al 49 dagen ziek zijn geweest. Wat hier verder ook van zij, beide stellingen, zelfs indien juist, rechtvaardigen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet. Voor zo ver FCCA tevens bedoelt te stellen dat zij ontevreden is over de prestaties van A, wordt deze stelling als onvoldoende feitelijk onderbouwd afgewezen. Van andere omstandigheden die leiden tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst dadelijk of op korte termijn ontbonden dient te worden is niet gebleken.
4.6
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek wordt afgewezen.
4.7
Nu FCCA in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij in de kosten van de procedure veroordeeld.

5 DE BESLISSING

Het gerecht
5.1
wijst het verzoek af;
5.2
veroordeelt FCCA in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van A begroot op AWG 1.800,00 voor salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 16 juni 2015 in aanwezigheid van de griffier.