ECLI:NL:OGEAA:2016:110

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
19 februari 2016
Zaaknummer
A.R. 2459 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgevers bij arbeidsongeval en de vereisten voor werkgeversaansprakelijkheid

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, een uitgezonden werknemer, een verzoek ingediend tot schadevergoeding na een arbeidsongeval dat plaatsvond op 29 augustus 2013. Verzoeker was werkzaam voor verweerder 1 en was uitgeleend aan de naamloze vennootschap Albo. Tijdens zijn werkzaamheden raakte verzoeker gewond toen een moker uit zijn handen gleed en hij letsel opliep aan zijn linker wijsvinger. Verzoeker verzocht om een schadevergoeding van Afl. 35.000, vermeerderd met wettelijke rente en vergoeding van proceskosten, stellende dat zowel verweerder 1 als Albo als werkgevers aansprakelijk zijn voor het ongeval.

De procedure omvatte eerdere zittingen en een tussenbeschikking, waarbij partijen niet tot een regeling zijn gekomen. De rechter beoordeelde de feiten en de standpunten van partijen. Verzoeker stelde dat de werkgevers niet voldaan hadden aan hun verplichtingen om veilig gereedschap ter beschikking te stellen en adequate veiligheidsmaatregelen te treffen. De rechter oordeelde echter dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat de werkgevers tekortgeschoten waren in hun zorgplicht. De omstandigheden van het ongeval werden als een ongelukkige samenloop van omstandigheden beschouwd, waarvoor de werkgevers niet aansprakelijk konden worden gesteld.

De rechter wees het verzoek van verzoeker af en veroordeelde hem in de proceskosten, die voor verweerder 1 op nihil werden begroot en voor Albo op Afl. 2.700. Deze beschikking werd uitgesproken op 16 februari 2016 door mr. W.J. Noordhuizen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 16 februari 2016
Behorend bij A.R. 2459 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. C.R. Foy,
tegen:
[verweerder 1],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verweerder 1],
procederend in persoon,
en
de naamloze vennootschap
ALGEMEEN BOUWBEDRIJF “ALBO ARUBA” N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Albo,
gemachtigde: de advocaat mr. M.A. Kock.
de naamloze vennootschap/de rechtspersoon naar vreemd recht

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 14 oktober 2015;
- de behandeling ter zitting van 10 november 2015 de daarvan gemaakte aantekeningen;
- de mededeling op de (aangehouden) zitting van 19 januari 2016 dat partijen niet tot een regeling in der minne zijn gekomen.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
[verzoeker] is als uitgezonden werknemer voor [verweerder 1] werkzaam geweest bij Albo.
2.2
Op 29 augustus 2013 is [verzoeker] een ongeval overkomen op de werkplek, waarbij [verzoeker] letsel heeft opgelopen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
[verzoeker] verzoekt – uitvoerbaar bij voorraad –veroordeling van [verweerder 1] c.s. tot betaling van Afl. 35.000,, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [verweerder 1] c.s. tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
[verzoeker] grondt het verzoek erop dat hem een arbeidsongeval is overkomen waardoor hij deels minder valide is geworden en hij schade heeft geleden waarvoor [verweerder 1] en Albo als (juridisch respectievelijk feitelijk) werkgever aansprakelijk zijn.
3.3 [
[verweerder 1] c.s. voeren hiertegen verweer, met verzoek tot veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
[verzoeker] grondt de vordering op de volgende feiten. Op 29 augustus 2013 voerde [verzoeker] werkzaamheden uit op een bouwterrein. Deze werkzaamheden werden hem opgedragen door [verweerder 1] die [verzoeker] had daartoe had uitgeleend aan Albo. [verzoeker] moest met een moker die bestond uit een stalen klopper, bevestigd op een metalen steel/handvat, pinnen in de grond slaan om bekisting vast te houden. Bij het maken van een neerwaartse slagbeweging is de moker uit de handen van [verzoeker] geglipt. In een reflex probeerde [verzoeker] de moker met zijn linkerhand op te vangen. Daardoor raakte de moker de kop van de linker wijsvinger van [verzoeker] die daardoor “crush letsel” opliep. [verzoeker] droeg op het moment van het ongeval speciale timmermanshandschoenen. Volgens [verzoeker] motregende het op het moment van het ongeval. Daardoor werd de stalen steel nat en glipte die [verzoeker] uit handen.
4.2
Voor het aanvaarden van werkgeversaansprakelijkheid op grond van artikel 7A:1614x BW dient [verzoeker] gemotiveerd te stellen dat [verweerder 1] c.s., althans een van hen, niet hebben voldaan aan de verplichting – in dit geval – gereedschap ter beschikking te stellen en voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat [verzoeker] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade zou lijden. Daaraan heeft [verzoeker] niet voldaan.
4.3
De enkele omstandigheid dat de metalen steel van de moker, doordat die nat zou zijn geworden – Albo ontkent dat het op het moment van het ongeval (mot)regende – uit de gehanschoende handen van [verzoeker] gleed, brengt niet reeds mee dat [verweerder 1] c.s. aansprakelijk zijn voor het [verzoeker] overkomen bedrijfsongeval. Dat een of deze moker met metalen steel ondeugdelijk zou zijn voor het uitgevoerde werk is niet voldoende toegelicht. Niet bestreden is dat [verzoeker] op het moment van het ongeval veiligheidshandschoenen droeg. Ook is niet bestreden dat [verzoeker] elke donderdagochtend aan veiligheidsbijeenkomsten deel nam. Hij heeft dat bij de comparitie ook bevestigd. Niet voldoende toegelicht is in welke mate het aan (veiligheids)instructies zijdens [verweerder 1] c.s. zou hebben ontbroken.
4.4
Het ongeval moet daarom worden aangemerkt als een ongelukkige samenloop van omstandigheden met, voor [verzoeker], nare gevolgen. Daarvoor zijn [verweerder 1] c.s. echter niet aansprakelijk.
4.5
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [verzoeker] de proceskosten van g: c.s. moeten vergoeden. Voor [verweerder 1] worden die begroot op nihil.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [verweerder 1] worden begroot op nihil en van Albo worden begroot op Afl. 2.700, aan salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 16 februari 2016 in aanwezigheid van de griffier.