Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE FEITEN
3.HET VERZOEK
4.DE BEOORDELING
alleenhet gezag heeft.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie door de stiefvader van twee minderjarige dochters. Het verzoekschrift was ingediend op 30 januari 2015, en de procedure omvatte verschillende zittingen, waaronder een mondelinge behandeling op 26 mei 2015 en een minderjarigenverhoor op 1 juni 2015. De vader van de minderjarigen was niet verschenen en had geen verweerschrift ingediend. De moeder en de stiefvader waren wel aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Voogdijraad.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarigen zijn geboren in Colombia en erkend door de vader. De stiefvader is sinds 15 mei 2004 met de moeder getrouwd en de kinderen wonen sinds 2004 bij hen in Aruba. Het verzoek tot adoptie is gedaan op basis van artikel 1:227 BW, dat stelt dat adoptie in het kennelijk belang van de minderjarigen moet zijn en dat aan bepaalde voorwaarden moet zijn voldaan.
De Voogdijraad heeft het verzoek ondersteund, maar het gerecht oordeelde dat niet was aangetoond dat de moeder alleen het gezag over de kinderen had. Dit was een vereiste volgens artikel 1:228 lid 1 sub f BW. Aangezien niet aan deze voorwaarde was voldaan, heeft het gerecht het verzoek tot adoptie afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.