ECLI:NL:OGEAA:2016:124

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
E.J. 2333 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurcommissie zaak betreffende beëindiging huurovereenkomst en betalingsverplichtingen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A.D.A. Carlo, een verzoek ingediend om de beslissing van de Huurcommissie te vernietigen. De Huurcommissie had verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om de huurovereenkomst met verweerster te beëindigen, omdat er volgens hen geen formele huurrelatie bestond. Verzoeker is deelgenoot in een onverdeelde nalatenschap en stelt dat er wel degelijk een huurovereenkomst bestaat tussen hem en verweerster, die in het pand woont. De rechter heeft de feiten en standpunten van beide partijen zorgvuldig beoordeeld. Verzoeker heeft aangevoerd dat verweerster in gebreke is gebleven met de huurbetalingen en dat het pand aan renovatie toe is. Verweerster heeft echter betwist dat er sprake is van een huurachterstand en heeft gesteld dat zij met toestemming van verzoeker een kamer heeft verhuurd. De rechter concludeert dat de Huurcommissie ten onrechte verzoeker niet-ontvankelijk heeft verklaard, maar dat de verzoeken van verzoeker om de huurovereenkomst te beëindigen en om betaling van huurpenningen niet kunnen worden toegewezen. De rechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor de gestelde huurachterstand en dat de redenen voor opzegging niet voldoende zijn onderbouwd. De rechter vernietigt de beschikking van de Huurcommissie en wijst het verzoek van verzoeker af.

Uitspraak

Beschikking van 23 februari 2016
Behorend bij E.J. 2333 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[naam],
te Aruba,
hierna ook te noemen: verzoeker,
gemachtigde: de advocaat mr. A.A.D.A. Carlo,
tegen:
[naam],
te Aruba,
hierna ook te noemen: verweerster,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de behandeling ter zitting van 12 januari 201 en de daarvan gemaakte aantekeningen.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Het pand, [adres], verder: het pand, valt in een of meerdere onverdeelde nalatenschappen. Verzoeker is deelgenoot in een of meer van die nalatenschappen.
2.2
Verweerster woont in het pand samen met [naam X], tevens erfgenaam in een of meerdere van de hiervoor genoemde onverdeelde nalatenschappen.
2.3
Verzoeker heeft zich tot de Huurcommissie gewend met het verzoek om toestemming om de huurovereenkomst met Verweerster te beëindigen in verband met verzuim in de voldoening aan de betalingsverplichting en omdat het pand aan noodzakelijke renovatie toe is.
2.4
De Huurcommissie heeft Verzoeker bij beslissing van 27 augustus 2015, verzonden op 25 september 2015, niet-ontvankelijk verklaard omdat “niet anders is gebleken dan dat er de facto geen formele huurrelatie bestaat met” Verweerster.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Verzoeker verzoekt in zijn op 7 oktober 2015 op de griffie van het gerecht ingekomen beroepsschrift om de beslissing van de Huurcommissie te vernietigen en Verzoeker alsnog toestemming te verlenen om de huurovereenkomst te beëindigen en – voor het geval de toestemming niet wordt verleend – te bepalen dat Verweerster de huurpenningen tijdig aan Verzoeker of de notaris moet voldoen, met veroordeling van Verweerster tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Verzoeker grondt het verzoek erop dat de Huurcommissie hem ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Er is sprake van een huurovereenkomst tussen Verweerster en de deelgenoten en Verzoeker is belast met het innen van de huur, het onderhoud van het gehuurde en “alle handelingen tot het behoud van het gehuurde”.
3.3
Verweerster voert hiertegen verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
In het dossier bevindt zich een productie getiteld “Huurcontract” van augustus 2004. Daarin wordt geregeld dat mevrouw [naam Y] Verzoeker als gemachtigde (apoderado) van Verzoeker (eigenaar/propetario) een huurovereenkomst sluit met Josefa Janga. Volgens Verweerster had haar moeder een huurbetalingsachterstand en is zij met de echtgenote van Verzoeker overeengekomen om die achterstand in te halen. Ook nadat de moeder van Verweerster het huis verlaten had, althans het gebruik beperkt had tot een kamer zonder badkamer of elektriciteit. Volgens Verweerster is zij in het pand gebleven en heeft zij, om voor het gebruik te kunnen blijven betalen, met toestemming van Verzoeker een kamer verhuurd. Verweerster erkent op 5 februari 2015 nog Afl. 2.800, schuld te hebben gehad. Uit dit alles leidt het gerecht af dat er een overeenkomst van huur tussen Verweerster en Verzoeker bestaat. Of Verzoeker zich terecht als eigenaar van het pand presenteert of slechts als gemachtigde van de, althans een deel van de, erfgenamen, is niet relevant. Voor het bestaan van een rechtsgeldige huurovereenkomst is immers niet nodig dat deze wordt gesloten met de eigenaar. Klaarblijkelijk kan Verzoeker aan Verweerster wel het genot verschaffen. Niet gebleken is dat Verweerster voor dat genot niet bevrijdend aan Verzoeker kan betalen.
4.2
Daaruit volgt dat de Huurcommissie Verzoeker ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.3
Aan de orde is nu de vraag of Verweerster een huurschuld heeft en zo ja, of desondanks de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en de inhoud van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat voor de opzegging een onvoldoende zwaarwegende grond bestaat.
4.4
Volgens het hierboven al vermelde “Huurcontract” bedroeg de huur Afl. 650, per maand. Volgens Verweerster zijn partijen in april 2015 een nieuwe prijs overeengekomen van Afl. 750,. Ze heeft echter een aantal keer Afl. 1.000, per maand betaald en los nog een keer Afl. 2.000,. Eind juni had Verweerster volgens haarzelf geen schuld meer.
4.5
Verzoeker bestrijdt dit. De achterstand zou volgens Verzoeker ter zitting nu Afl. 6.400, bedragen. Dat wordt echter, in het licht van het verweer van Verweerster niet voldoende toegelicht of met stukken onderbouwd. Het aanbod ter zitting om mutaties van betalingen over te leggen is te laat. Een getuigenbewijsaanbod dat op voldoende concrete gestelde feiten ziet is niet gedaan. Dat sprake is van betalingsachterstand is dus niet komen vast te staan. Het (oorspronkelijk) verzoek kan op die grond niet worden toegewezen.
4.6
De tweede grond waarop Verzoeker opzegging baseert is de wens het gehuurde te renoveren. Dat plan is evenwel in het geheel niet toegelicht of met stukken onderbouwd. Het (oorspronkelijke) verzoek kan op die grond ook niet worden toegewezen.
4.7
Ten slotte is het verzoek in beroep mede erop gebaseerd dat sprake is van drugshandel vanuit het pand en huurder zich dus niet als goed huurder gedraagt. Ook die grondslag is niet nader toegelicht of met stukken onderbouwd. De enkele omstandigheid dat Verweerster in 2000 tot gevangenisstraf is veroordeeld wegens handel in verdovende middelen brengt niet mee dat, waar Verweerster ontkent dat vanuit het pand wordt gehandeld, voldoende gesteld is om tot de conclusie te komen dat Verzoeker gelijk heeft.
4.8
De verzoeken met betrekking tot de betalingsverplichting van Verweerster aan Verzoeker of aan de notaris komen niet voor toewijzing in aanmerking omdat die verzoeken tot een beoordeling zouden leiden die buiten het toepassingsgebied van de Huurcommissieverordening valt.
4.9
Het voorgaande brengt met zich mee dat de beschikking van de Huurcommissie moet worden vernietigd en het gerecht het verzoek alsnog zal afwijzen.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
vernietigt de beschikking van de Huurcommissie van 25 september 2015;
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 23 februari 2016 in aanwezigheid van de griffier.