ECLI:NL:OGEAA:2016:146

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
16 maart 2016
Zaaknummer
EJ. nr. 105 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag over minderjarige afgewezen

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 8 maart 2016, is het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over de minderjarige afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.L. Carolina, had verzocht om met de moeder gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun kind te verkrijgen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.C.P.M. Kok, was tegen dit verzoek. De Voogdijraad had een rapport ingediend, waaruit bleek dat er ernstige communicatieproblemen tussen de ouders bestonden. Deze problemen waren zodanig dat het gerecht oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders. Het gerecht baseerde zijn oordeel op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de mogelijkheid biedt voor de vader om gezamenlijk gezag te verzoeken, maar in dit geval was het niet in het belang van de minderjarige om dit toe te staan. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd genomen na zorgvuldige overweging van de argumenten van beide partijen en het rapport van de Voogdijraad. De zaak werd verder verwezen naar een rol voor uitlating voortprocederen door de vader, waarbij de beslissing over de omgangsregeling werd aangehouden tot na de uitspraak in hoger beroep.

Uitspraak

Beschikking van 8 maart 2016
behorend bij EJ. nr. 105 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[de vader],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: [de vader],
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Carolina,
tegen
[de moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: [de moeder],
gemachtigde: de advocaat mr. E.C.P.M. Kok.
Belanghebbenden:
[de minderjarige], de minderjarige,
DE VOOGDIJRAAD.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de beschikkingen van dit gerecht van 21 april 2015, 18 augustus 2015 en 23 september 2015. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 13 november 2015;
  • de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling van 12 januari 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de partijen bijgestaan door hun gemachtigden. Namens de Voogdijraad zijn mevrouw G. Hoogvliets, drs. M. Fingal en mevrouw A. Flanders aanwezig.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE BEOORDELING

2.1
Het verzoek van [de vader] om hem met [de moeder] met het ouderlijk gezag over de minderjarige te belasten is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken.
2.2
Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat in het belang van de minderjarige het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Dit kan anders zijn, indien de bestaande communicatieproblemen zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders die het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat in die problemen binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. In dat geval kan het belang van de minderjarige meebrengen dat de rechter bepaalt dat één van de beide ouders het ouderlijk gezag over de minderjarige zal uitoefenen.
2.3
Het gerecht is, gelet op hetgeen partijen ter zitting over en weer hebben aangevoerd en het rapport van de Voogdijraad, van oordeel dat de bestaande communicatieproblemen tussen partijen zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders indien zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. De bestaande spanningen tussen partijen maken het nemen van beslissingen betreffende de minderjarige en het maken van afspraken over haar verzorging en opvoeding moeilijk. Nu deze situatie al zo lang duurt, is niet te verwachten dat hierin nog verbetering zal komen. Het gerecht acht het niet aannemelijk dat partijen met voldoende inspanning in staat kunnen worden geacht aan het gezamenlijk gezag een invulling te geven die niet belastend zal zijn voor de minderjarige.
2.4
Nu het gerecht een gezamenlijke gezagsuitoefening in het belang van de minderjarige niet wenselijk oordeelt, zal het gerecht het verzoek van [de vader] terzake het gezag afwijzen.
2.5
Ter zitting van 12 januari 2016 is reeds aangegeven dat de beslissing ten aanzien van de definitieve omgangsregeling zal worden aangehouden tot na de uitspraak in hoger beroep betreffende de voorlopig vastgestelde omgangsregeling. De zaak zal in afwachting van de uitspraak in hoger beroep worden verwezen naar na te noemen rol voor uitlating voortprocederen zijdens [de vader].

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek van [de vader] terzake het gezag over de minderjarige af,
verwijst de zaak naar de rol van
28 juni 2016voor uitlating voortprocederen zijdens [de vader],
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 8 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.