ECLI:NL:OGEAA:2016:154

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 maart 2016
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
A.R. 43 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding wegens diefstal van elektriciteit en ongerechtvaardigde verrijking

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert de elektriciteitsmaatschappij Elmar (de naamloze vennootschap Elektriciteit Maatschappij Aruba N.V.) betaling van een schadevergoeding van G*, die wordt beschuldigd van diefstal van elektriciteit. De zaak betreft een overeenkomst tussen partijen voor de levering van elektriciteit aan een specifiek adres, waar illegale stroomafname is vastgesteld. Elmar stelt dat G* aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door het schenden van de aansluitvoorwaarden, terwijl G* betwist dat zij met de meter heeft geknoeid en de toepasselijkheid van de voorwaarden aanvecht. Het gerecht oordeelt dat er voldoende bewijs is van diefstal van elektriciteit en dat G* als contractuele wederpartij in beginsel aansprakelijk is. De rechter concludeert dat G* ongerechtvaardigd is verrijkt door de ontvangen elektriciteit zonder betaling, en veroordeelt haar tot betaling van Afl. 3.072,95, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de ontdekking van de diefstal op 5 augustus 2014. De proceskosten worden gecompenseerd, en de veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 9 maart 2016
Behorend bij A.R. 43 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ELEKTRICITEIT MAATSCHAPPIJ ARUBA N.V.,
gevestigd te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: Elmar,
gemachtigde: de advocaat mrs. M.G.M. Schwengle en C.A.P. Schröder,
tegen:
[naam],
wonende te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: G*,
gemachtigde: de advocaat mr. J.J. Steward.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 juni 2015, waarbij een comparitie na antwoord is bepaald;
- de brief van 29 juni 2015 aan de zijde van Elmar met producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte niet dienen aan de zijde van Elmar.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen partijen bestaat sinds 2002 een overeenkomst ter zake de levering van elektriciteit aan het adres [adres]. Onderaan het aansluitformulier is vermeld:
‘Hij verklaart zich tevens te onderwerpen aan de door de Gouverneur vastgestelde installatievoorschriften en goedkeurde aansluitvoorwaarden.
2.2
Artikel 6 lid 4 van deze voorwaarden luidt:
‘De verbruiker is aansprakelijk voor de schade welke naar het oordeel van het elektriciteitsbedrijf een gevolg is van het schenden van de zegels en/of van de afsluitingen aan de aansluitingstoestellen door anderen dan het elektriciteitsbedrijf.’
2.3
Artikel 7 lid 3 van de Aansluitingsvoorwaarden luidt:
‘Blijkt dat een of meer zegels en/of aansluitingen aan de aansluittoestellen zijn geschonden, dan wel dat op enige wijze de aanwijzingen van het meettoestel is (zijn) beïnvloed of enige nevenverbinding aan de aansluiting buiten voorkennis van het elektriciteitsbedrijf is tot stand gebracht, dan zal het elektriciteitsbedrijf een vergoeding kunnen vorderen tot een bedrag, berekend naar het verbruik van het totale nominale vermogen der rechtmatig en onrechtmatig aangesloten installatie gedurende 720 uren per maand over de door het elektriciteitsbedrijf vermoede duur van de geconstateerde onrechtmatigheid, onverminderd zijn recht op vergoeding van andere schaden, waaronder de kosten van onderzoek, herstelling en herplaatsing van het meettoestel en ongeacht enige strafrechtelijke vervolging van verbruiker.’
2.4
Uit de rapportage van Elmar van 23 september 2014, overgelegd als productie 3 bij verzoekschrift, volgt onder meer het volgende:
Op 5 augustus (GEA: 2013) heeft Elmar tijdens het afsluiten wegens wanbetaling geconstateerd dat op het adres [adres] in de verzekeringskast een gat is geboord en een draad op de houder is geplaatst. Hierdoor was het mogelijk om illegaal stroom af te tappen. Eerder, op 14 september 2011 en op 4 mei 2012 was ook geconstateerd dat er geknoeid was in de meterkast, waardoor het mogelijk was om illegaal stroom af te tappen. Op 29 oktober 2013 heeft de klant om weder aansluiting gevraagd en heeft Elmar de meter geplaatst.
2.5
Op 10 augustus 2014 heeft Elmar een opname gedaan van de aanwezige elektrische apparaten op genoemd adres. Deze lijst met de aangetroffen elektra verbruikende apparaten/lampen is overlegd bij productie 3 bij het verzoekschrift.
2.6
Uit de verbruikersregistratie (ook overlegd als productie 3 bij verzoekschrift) volgt dat het verbruik op [adres] vanaf november 2013 sterk is afgenomen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Elmar vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van G* tot betaling van Afl. 29.226,39 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2014, met veroordeling van G* tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Elmar grondt de vordering primair op artikel 7 lid 3 jo artikel 6 lid 4 van de Aansluitingsvoorwaarden. Voor zo ver Elmar zich niet kan beroepen op de algemene voorwaarden baseert Elmar de vordering op artikel 6:74 BWA, ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad. Ook indien het juist is dat de partner van G* degene is geweest die met de meter heeft geknoeid is deze onrechtmatige daad aan G* toe te rekenen.
3.3
G* voert hiertegen samengevat het volgende verweer.
G* betwist dat zij met de meter heeft geknoeid. Voorts betwist G* de toepasselijkheid van de Aansluitingsvoorwaarden, nu Elmar haar nimmer een redelijke mogelijkheid heeft geboden om hiervan kennis te nemen. De voorwaarden zijn niet ter hand gesteld, noch heeft Elmar aan G* bekend gemaakt dat deze ter inzage liggen dan wel op verzoek worden toegezonden. Nu Elmar niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 6:234 lid 1 BWA zijn de algemene voorwaarden vernietigbaar. G* heeft geen onrechtmatige daad gepleegd en voor zover deze is gepleegd door haar partner is die niet toerekenbaar aan haar. Voor zo ver het gerecht de diefstal bewezen acht, dient de schadevergoeding naar redelijkheid te worden vastgesteld ex artikel 6:97 BWA.

4.DE BEOORDELING

4.1
Voorop wordt gesteld dat indien er sprake is van diefstal van stroom, die geleverd is aan het adres [adres], G* als contractuele wederpartij van Elmar, hiervoor in beginsel aansprakelijk is.
4.2
Anders dan G* is het gerecht van oordeel dat op basis van de overgelegde rapportage van 23 september 2014 van Elmar is komen vast te staan dat er geknoeid was met de meter, die de stroomtoevoer regelt op het adres [adres]. De inhoud van dit rapport is bevestigd door vijf werknemers, die allen een schriftelijke verklaring hebben afgelegd en die bereid zijn de inhoud hiervan onder ede te herhalen. Zij bevestigen dat de aansluiting van perceel [adres] verbonden was met knijpers, waardoor illegaal stroom kon worden afgetapt en Elmar het verbruik niet kon registreren. Voorts staat vast dat het verbruik in de periode november 2013 tot en met 8 augustus 2014 aanzienlijk lager was dan voorheen. De aangetroffen situatie in de meterkast in combinatie met de forse verlaging van het verbruik rechtvaardigt de conclusie dat er ten behoeve van het adres [adres] sprake is geweest van diefstal van stroom. De door G* overgelegde verklaring van buurman Juan R. Janga, waaruit volgt dat hij gedurende anderhalf jaar aan G* stroom heeft geleverd, leidt niet tot een ander oordeel. Zelfs indien deze juist zou zijn, komt aan de verklaring geen betekenis toe omdat de levering door de buurman betrekking heeft op de periode februari 2011 tot november 2013. De onderhavige vordering heeft echter op de periode november 2013 - augustus 2014.
4.3
Elmar beroept zich primair op de bedingen 6.4 en 7.3 van de Aansluitingsvoorwaarden. Het gerecht stelt voorop dat voor de toepasselijkheid van algemene voorwaarden op een overeenkomst tussen partijen voldoende is dat de wederpartij van de gebruiker de gelding van de algemene voorwaarden heeft aanvaard (art. 6:232 BWA). Het antwoord op de vraag of aan dit vereiste is voldaan, volgt uit de in het algemeen geldende regels voor aanbod en aanvaarding, zoals deze zijn te begrijpen in het licht van de art. 3:33 en 3:35 BWA. Het gerecht is van oordeel dat G* de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Elmar heeft aanvaard, nu hiervan expliciet melding is gemaakt op de schriftelijke overeenkomst en G* deze schriftelijke overeenkomst ondertekend heeft.
4.4
Nu de algemene voorwaarden van toepassing zijn, dient het beroep van G* op de vernietigbaarheid ex artikel 6:233 jo 6:234 BWA te worden beoordeeld. Hiertoe strekt het volgende. De stelling van Elmar dat zij de algemene voorwaarden aan G* ter hand heeft gesteld heeft zij - in het licht van de gemotiveerde betwisting van G* - onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het lag evenwel op haar weg om concreet aan te geven wanneer en door wie het setje algemene voorwaarden aan G* is uitgereikt. Nu Elmar dit heeft verzuimd slaagt het beroep op de vernietigbaarheid ex artikel 6:233 BWA. Aldus kan Elmar zich niet beroepen op de bedingen 6.4 en 7.3. van de Aansluitingsvoorwaarden.
4.5
Elmar beroept zich voor het geval het beroep op deze bedingen niet mocht slagen, tevens op toerekenbare tekortkoming, onrechtmatige daad en onrechtvaardige verrijking. Naar het oordeel van het gerecht is er geen sprake van een
toerekenbaretekortkoming noch onrechtmatige handelen aan de zijde van G*. Wel is het gerecht van oordeel dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking.
4.6
Voor toewijzing van een vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking moet komen vast te staan dat G* is verrijkt, dat Elmar daardoor is verarmd en dat de verrijking ongerechtvaardigd is. Vast staat dat door Elmar aan G* stroom is geleverd, zonder dat G* de hiervoor geldende tarieven heeft voldaan. Aldus is G* verrijkt en Elmar verarmd, zonder dat hiervoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. Dit heeft tot gevolg dat G* de schade van Elmar dient te vergoeden tot het bedrag van haar verrijking. De verrijking is gelijk aan de aan G* de prijs van de geleverde energie.
4.7.
Aangezien de omvang van het stroomverbruik in de litigieuze periode niet te achterhalen is, en de door Elmar gehanteerde methode op basis van de aanwezige apparaten en een gefixeerd aantal uren verbruik per apparaat per maand leidt tot een buitenproportioneel fictief verbruik, wordt uitgegaan van het gemiddelde verbruik in het jaar voorafgaande aan februari 2011, omdat G* toen werd afgesloten. De prijs van het gemiddelde verbruik in de periode februari 2010 - februari 2011 bedroeg Afl. 307,30 per maand. Aldus bedraagt het bedrag van de verrijking over de periode november 2013 tot en met augustus 2014 10 maanden x Afl. 307,30 of wel
Afl. 3.072,95. Dit bedrag doet meer recht aan de omvang van de ongerechtvaardigde verrijking dan het fictieve bedrag dat is gevorderd en berekend op basis van artikel 7.3 van Aansluitingsvoorwaarden. Immers, op basis van deze berekening zou G* ca Afl. 2.922,00 per maand aan stroom hebben verbruikt, doch dit is buitenproportioneel gelet het gemiddelde verbruik in het jaar voorafgaande aan de afsluiting in februari 2011. In beginsel komen ook de kosten voor het vervangen van de meter en de aansluitkosten voor vergoeding in aanmerking, doch Elmar heeft deze niet nader onderbouwd, zodat hier geen rekening mee wordt gehouden.
4.8
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van de ontdekking van de diefstal, zijnde 5 augustus 2014 tot de dag der voldoening.
4.9
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt G* tot betaling aan Elmar van een bedrag ad Afl. Afl. 3.072,95, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 5 augustus 2014 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
5.2
verklaart de veroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.