Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VERDERE BEOORDELING
3.DE UITSPRAAK
moetworden op Afl. 115.000,--;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een geschil tussen twee echtgenoten, aangeduid als E* en G*, over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap na hun scheiding. De procedure begon met een tussenvonnis op 4 maart 2015, gevolgd door een comparitie van partijen op 11 juni 2015. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en een taxatierapport over hun echtelijke woning overgelegd. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vrije marktwaarde van het onroerend goed Afl. 129.000,-- bedraagt, maar omdat partijen geen overeenstemming konden bereiken over de verkoopprijs, heeft het Gerecht deze vastgesteld op Afl. 115.000,--. Indien het onroerend goed niet binnen zes maanden wordt verkocht, kan het openbaar worden verkocht met een inzetprijs van Afl. 95.000,--.
Daarnaast heeft het Gerecht de gebruiksvergoeding voor het eenzijdig gebruik van het onroerend goed door G* afgewezen, omdat G* zijn verplichtingen met betrekking tot hypotheken en verzekeringen is nagekomen. E* is veroordeeld om een creditcardschuld aan G* te betalen, en er is een regeling getroffen voor de pensioenrechten van G*, die bij uitkering aan E* moeten worden doorbetaald. De verdeling van de inboedel is ook vastgesteld, evenals de regeling voor de belastingverplichtingen van beide partijen. Het vonnis is uitgesproken op 6 januari 2016 door mr. A.H.M. van de Leur, en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.