ECLI:NL:OGEAA:2016:179

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
A.R. no. 1757 van 2006
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling van bedragen door het Land Aruba aan diverse eisers, met betrekking tot werkgeversbijdragen en deskundigenrapport

Op 9 maart 2016 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een vonnis uitgesproken in de zaak A.R. no. 1757 van 2006, waarin de rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen Sindicato di Empleadonan Publico i Priva (SEPPA) en Sindicato di Trahadornan den Telecommunication (STT), samen met 31 andere eisers, het Land Aruba en de Minister van Algemene Zaken aanklaagden. De eisers vorderden betaling van bedragen die volgens hen door het Land aan hen verschuldigd waren, met inbegrip van werkgeversbijdragen voor AZV en AOV/AWW. Het Gerecht heeft in zijn vonnis de eerdere oordelen herzien en vastgesteld dat de werkgeversbijdragen wel degelijk in de berekeningen moeten worden meegenomen. Het deskundigenrapport dat door Caribbean Accounting & Tax Consultants N.V. was opgesteld, werd als betrouwbaar beschouwd en leidde tot een herziening van de door het Land gepresenteerde berekeningen. Het Gerecht heeft de bedragen die het Land aan de eisers moet betalen, vastgesteld en de wettelijke rente toegewezen vanaf 21 juni 2006. Tevens werd het Land veroordeeld in de proceskosten van de eisers, terwijl de vorderingen van de eisers tot vernietiging van een eenzijdige wijziging werden afgewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 9 maart 2016
Behorend bij A.R. no. 1757 van 2006
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
1. de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
SINDICATO DI EMPLEADONAN PUBLICO I PRIVA,
hiena ook te noemen: SEPPA,
2. de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
SINDICATO DI TRAHADORNAN DEN TELECOMMUNICATION,
hiena ook te noemen: STT,
3. [naam] en 31 anderen,
hierna ook te noemen: E* c.s.,
gevestigd respectievelijk wonende te Aruba,
eisers,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M.M.C. Ecury,
tegen:
1. de naamloze vennootschap
SETAR N.V.,
hierna ook te noemen: Setar,
2. de openbare rechtspersoon
LAND ARUBA,
hierna ook te noemen: het Land,
3. de MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN,
hierna ook te noemen: de Minister,
gevestigd respectievelijk zetelend in Aruba,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.J. Swaen (Setar), J.P. Sjiem Fat en D.M. Canwood (het Land en de Minister).

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 12 maart 2014 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-het deskundigenbericht van Caribbean Accounting & Tax Consultants N.V. van januari 2015;
-de door E* c.s. op 3 juni 2015 genomen conclusie na deskundigenbericht;
-de door E* c.s. op 19 juni 2015 genomen akte na deskundigenbericht, met producties;
-de door het Land op 9 september 2015 genomen antwoordconclusie na deskundigenbericht, met één productie.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in alle tussenvonnissen, behoudens het volgende. Het Gerecht komt, zoals reeds aangekondigd in het laatste tussenvonnis (hierna: het tussenvonnis), op grond van voortschrijdend inzicht terug op zijn niet juist gebleken oordeel dat voor de bij partijen genoegzaam bekende berekeningen de werkgeversbijdragen niet moeten meegerekend. Voor de motivering daarvan wordt verwezen naar rechtsoverweging 2.7 en 2.8 van het tussenvonnis, in verbinding met het volgende. Uit de tekst van de in dat vonnis onder 2.7 neergelegde citaten, welk tekst te dezen ter zake van uitleg van wat tussen partijen geldt met betrekking tot afvloeiing van groot belang is (ex de zogeheten cao-norm), volgt niet mis te verstaan dat de werkgeversbijdragen AZV en AOV/AWW wel moeten worden meegerekend. Er zijn geen voor derden kenbare omstandigheden gesteld of gebleken die tot een andere uitleg nopen. De andersluidende standpunten van het Land te dien aanzien worden verworpen.
2.2
Wat betreft het deskundigenrapport wordt het volgende vooropgesteld. Het Gerecht ziet geen grond om te twijfelen aan de deskundigheid en betrouwbaarheid van de deskundige, terwijl het Gerecht evenmin grond ziet om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het door haar uitgebrachte rapport. In dat licht wordt wat betreft de tegen het rapport gerichte bezwaren van het Land zoals geformuleerd onder 2. tot en met 10. van zijn conclusie na deskundigenbericht het volgende overwogen. Zo het Land die bezwaren tijdig kenbaar heeft gemaakt aan de deskundige, heeft die in haar deskundig- en betrouwbaarheid geen aanleiding gezien om anders te rapporteren dan zij heeft gedaan. Voor zover het Land die bezwaren niet kenbaar heeft gemaakt aan de deskundige, had het op zijn weg gelegen om dat wel te doen. Het mogelijke nalaten te dien aanzien komt en blijft voor rekening en risico van het Land. Hierbij wordt nog overwogen dat niet is gesteld door het Land dat er onder E* c.s. personen zijn die nog voor ommekomst van de de voor hen geldende afvloeiingsregeling voorgoed zijn vertrokken naar het buitenland, en evenmin is gesteld dat er onder hen personen zijn die nog voor ommekomst van de voor hen geldende afvloeiingsregeling zijn overleden. Tegen de hier geschetste achtergrond schaart het Gerecht zich achter het door de deskundige uitgebrachte rapport, en maakt dat tot de zijne.
2.3
Op grond van het deskundigenrapport en de eerder door partijen uitgevoerde berekeningen komt het Gerecht tot het volgende overzicht of de volgende tabel met betrekking tot de eisers waarvan de door het Land en door de eisers uitgevoerde berekeningen niet overeenstemden.
naam
tot aan het tussenvonnis toegelaten berekening eisers in Afl.
berekening Land in Afl. (naar beneden afgerond)
berekening deskundige in Afl. zonder AZV en AOV/AWW
berekening deskundige
in Afl. met AZV
en AOV/AWW (voor zover van toepassing)
berekening
eisers in Afl. met AZV en AOV/AWW
(voor zover van toepassing)
Naam 1
26.867
24.729
26.391
29.341
29.816
Naam 2
4.276
1.067
3.557
7.777
8.495
Naam 3
17.481
16.93
16.93
16.93
17.481
Naam 4
2.3
501
1.671
4.13
4.757
Naam 5
26.152
18.237
24.342
35.49
37.269
Naam 6
3.493
1.507
3.398
6.402
6.58
Naam 7
8.392
2.111
7.038
15.122
16.741
Naam 8
25.96
9.869
22.265
39.538
43.227
Naam 9
23.834
5.827
19.426
46.593
51
Naam 10
15.776
9.6
9.601
9.601
15.776
Naam 11
8.625
2.109
7.031
16.863
18.456
Naam 12
13.365
3.369
11.231
23.324
25.237
Naam 13
891
881
881
881
891
Naam 14
20.565
10.443
17.684
31.781
34.661
Naam 15
19.663
6.229
15.678
36.85
40.82
Naam 16
21.95
5.457
18.193
41.366
45.123
Naam 17
25.601
17.224
23.464
33.476
35.617
Naam 18
41.012
35.163
40.003
44.485
46.453
Naam 19
27.979
11.365
24.422
46.47
49.911
Naam 20
1.515
1.502
1.509
1.509
1.515
Naam 21
7.257
3.625
7.258
13.624
14.668
Naam 22
25.921
11.369
22.577
43.209
46.552
totaal
368.875
199.114
324.54
544.762
591.046
2.4
Uit voormelde tabel in verbinding met hetgeen in rechtsoverweging 2.1 is overwogen volgt dat de in de voorlaatste kolom (met als kopje: “
berekening deskundige in Afl. met AZV en AOV/AWW (voor zover van toepassing)”) vermelde vetgedrukte bedragen met betrekking tot de respectieve personen waarvoor die gelden voor toewijzing in aanmerking komen, nu al die bedragen minder zijn dan de door E* c.s. berekende bedragen zoals vermeld in de laatste kolom van de tabel (met als kopje: “
berekening eisers in Afl. met AZV en AOV/AWW (voor zover van toepassing)”.
2.5
Uit de tabel volgt verder dat het verschil tussen de aanvankelijk toegelaten door E* c.s. berekende bedragen (zie de tweede kolom van de tabel met als kopje: “
tot aan het tussenvonnis toegelaten berekening eisers in Afl.”) ten opzichte van de door de deskundige berekende bedragen zonder werkgeversbijdrage AZV en AOV/AWW in sterke mate minder groot is dan de door het Land berekende bedragen zoals weergegeven in de derde kolom van de tabel (met als kopje: “
berekening Land in Afl. (naar beneden afgerond)”). Dat brengt reeds met zich dat het Land de kosten van de deskundige zal moeten dragen, hetgeen temeer klemt omdat de door E* c.s. met AZV en AOV/AWW berekende en toe te wijzen bedragen - behoudens het bedrag met betrekking tot [naam 33] (waarover hierna meer), niet significant afwijken van de door de deskundige berekende bedragen.
2.6
De berekening van deskundige met betrekking [naam 33] (oftewel [naam 33]) behelst een bedrag van Afl. 24.142,--. De deskundige vermeldt hierbij in haar rapport: “
Bij [naam 33] was de continu toelage door alle partijen over het hoofd gezien. Deze is nu wel in de berekening opgenomen.”. Hoewel dat op hun weg had gelegen hebben E* c.s. deze bevinding van de deskundige verder niet in het partijdebat betrokken, in die zin dat zij niet nader hebben gesteld dat de door hen uitgevoerde berekening niet klopt. Het Gerecht zal daarom wat betreft [naam 33] de in het tussenvonnis onder rechtsoverweging 2.2 vermelde bedrag ad Afl. 18.238,-- in aanmerking (blijven) nemen als het in dit geval toe te wijzen bedrag.
2.7
Resumerend geldt dat het Land de volgende onderscheidenlijke bedragen (in Afl.) aan de volgende respectieve eisers dient te betalen, waartoe het zal worden veroordeeld. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
Naam 1
29.341,--
Naam 2
7.777,--
Naam 3
16.930,--
Naam 4
4.130,--
Naam 5
35.490,--
Naam 6
6.402,--
Naam 7
15.122,--
Naam 8
39.538,--
Naam 9
46.593,--
Naam 10
9.601,--
Naam 11
16.863,--
Naam 12
23.324,--
Naam 13
881,--
Naam 14
31.781,--
Naam 15
36.850,--
Naam 16
41.366,--
Naam 17
33.476,--
Naam 18
44.485,--
Naam 19
46.470,--
Naam 20
1.509,--
Naam 21
13.624,--
Naam 22
43.209,--
Naam 23
16.464,--
Naam 24
21.456,--
Naam 25
17.481,--
Naam 26
20.865,--
Naam 27
18.238,--
Naam 28
53.250,--
Naam 29
15.776,--
Naam 30
17.291,--
Naam 31
16.516,--
Naam 32
10.334,--
2.8
De over voormelde bedragen gevorderde wettelijke verhoging zal worden afgewezen, nu het te dezen gaat om schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad en niet om nakoming van een arbeidsovereenkomst in de zin van betaling van achterstallig loon. De gevorderde wettelijke rente over voormelde toe te wijzen bedragen en de ingangsdatum daarvan, te weten 21 juni 2006 (de datum der indiening van het inleidend verzoekschrift) zullen worden toegewezen als na te melden.
2.9
Het Gerecht ziet geen grond of aanleiding om dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zoals verzocht door het Land.
2.1
Wat betreft de door E* c.s. primair gevorderde vernietiging van de door hen gestelde bij partijen genoegzaam bekende eenzijdige wijziging en de in dat verband subsidiair gevorderde verklaring voor recht wordt het volgende overwogen. Tegen de achtergrond van de grondslag voor de aan E* c.s. toe te wijzen bedragen moeten die vorderingen, als zijnde vaag of onvoldoende helder of niet verder ter zake doende (en daarom bij gebrek aan belang), worden afgewezen. Verwezen wordt in dit verband naar de rechtsoverwegingen 3.12 tot en met 3.14 van het tussenvonnis van 9 september 2009.
2.11
Het Land zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van E* c.s., tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 171,-- =) Afl. 621,-- aan verschotten, Afl. 15.190,-- aan door E* c.s. betaald voorschot voor de deskundige (inclusief bbo en bankkosten) en Afl. 28.500,-- aan salaris voor de gemachtigden (7,5 punten van liquidatietarief 9, ad
Afl. 3.800,-- per punt).
2.12
De door E* c.s. te vergoeden proceskosten van Setar worden tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 11.400,-- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten van liquidatietarief 9, ad Afl. 3.800,-- per punt).

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-veroordeelt het Land om de hiervoor onder 2.7 vermelde onderscheidenlijke bedragen te betalen aan de aldaar genoemde onderscheidenlijke eisers, telkens te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 21 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt het Land in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van E* c.s., tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 621,-- aan verschotten,
Afl. 15.190,-- aan door E* c.s. betaald voorschot voor de deskundige (inclusief bbo en bankkosten) en Afl. 28.500,-- aan salaris voor de gemachtigden;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte;
-veroordeelt E* c.s. in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van de Minister, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
-veroordeelt E* c.s. in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van de Setar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 11.400,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 9 maart 2016.