ECLI:NL:OGEAA:2016:180

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
A.R. 1338 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executoriaal derdenbeslag en rechtsverhouding tussen partijen in civiele procedure

In deze civiele procedure, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres E* een vordering ingesteld tegen gedaagde G* met betrekking tot een executoriaal derdenbeslag. E* had eerder een vonnis verkregen waarbij X was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan E*. Vervolgens heeft E* op 21 april 2015 executoriaal derdenbeslag gelegd onder G* op een onroerend goed dat in erfpacht was uitgegeven. G* heeft echter een verklaring afgelegd waarin hij stelde dat er geen rechtsverhouding bestond tussen hem en X op het moment van beslaglegging. De kern van het geschil was of deze verklaring correct was en of G* verplicht was om aan E* te leveren.

De rechter heeft vastgesteld dat G* in 2008 het onroerend goed had verkocht aan X, die de economische eigendom verwierf. In 2010 heeft X het economisch belang verkocht aan [naam Y], waardoor G* niet langer aan X hoefde te leveren. De rechter oordeelde dat er geen rechtsverhouding meer bestond tussen G* en X op het moment van beslaglegging, en dat E* geen feiten had aangedragen die een andere conclusie rechtvaardigden. De vorderingen van E* werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Het vonnis werd uitgesproken op 9 maart 2016 door rechter Y.M. Vanwersch, en de kosten aan de zijde van G* werden begroot op Afl. 1.800,00 aan salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

Vonnis van 9 maart 2016
Behorend bij A.R. 1338 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam],
wonende te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: E*,
gemachtigde: de advocaat mr. R. Zwanikken,
tegen:
[naam],
wonende te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: G*,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating producties in reconventie.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij vonnis d.d. 25 februari 2015 is [naam] (hierna: X) veroordeeld tot betaling aan E* een bedrag ad Afl. 314.471,16. Dit vonnis is op 26 maart 2015 aan X betekend.
2.2
E* heeft op 21 april 2015 executoriaal derdenbeslag gelegd onder G* op het recht van levering van een in erfpacht uitgegeven stuk grond te [adres] in Aruba, kadastraal bekend als Tweede Afdeling Sectie C, nummer 2095 (hierna de onroerende zaak). Het beslag is gelegd ten name van X voor een bedrag ad Afl. 314.471,17, te vermeerderen met rente en kosten.
2.3
Dit executoriaal derdenbeslag is op 22 april 2015 overbetekend aan X.
2.4
Op 23 april 2015 heeft G* een verklaring derdenbeslag afgelegd, die op 20 mei 2015 aan E* is gefaxt. Hierin is te lezen:

Dat er tussen ondergetekende en de schuldenaar geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan op het tijdstip van het beslag nog iets van de ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen’.
2.5
Op 28 februari 2008 heeft G* het recht van erfpacht met betrekking tot het onroerend goed verkocht aan X voor een bedrag ad Afl. 150.000,00.
Partijen zijn overeengekomen de overdracht niet als juridische maar als economische overdracht tot stand te brengen, met dien verstande dat de verkoper op de eerste vordering van koper dient mee te werken aan de juridische levering.
2.6
Op 20 april 2010 heeft X het economisch belang in het onderhavige onroerend goed verkocht aan [naam Y] voor een bedrag van Afl. 190.000,00 met de afspraak dat de juridische levering op een later tijdstip zal plaats vinden.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
E* vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en na vermeerdering van eis - veroordeling van G*
1. om een schriftelijke en ondertekend verklaring af te leggen met inachtneming van wat E* in dit verzoekschrift heeft gesteld, van alles wat hij van X onder zich heeft en/of aan X verschuldigd is en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding aan X verschuldigd zal worden;
2. nadat die verklaring door hem zal zijn afgelegd en door het Gerecht zal zijn bepaald, hetgeen X onder zich heeft en/of aan X verschuldigd is en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding aan X verschuldigd zal worden, G* te veroordelen om binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis, op voet van artikel 477b lid 2 jo. 525 lid Rv, schriftelijk te verklaren dat hij (G*) de onroerende zaak - ten behoeve van de koper op de voorgenomen executieveiling - ter beschikking stelt van de deurwaarder, die het executoriale derdenbeslag onder hem heeft gelegd, althans van de notaris die met de executieveiling belast zal worden, één en ander op verbeurte van een dwangsom van
Afl. 10.000,00 per dag en iedere dag of gedeelte van een dag dat G* niet voldoen aan deze veroordeling, met een maximum van Afl. 500.000,00;
2a. in rechte vast te stellen wat G* aan E* zal blijken toe te komen;
2b. G* te veroordelen tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door het gerecht door G* aan E* zal blijken toe te komen,
een en ander met veroordeling van G* in de kosten van het geding.
3.2
E* grondt de vordering erop dat G* in strijd met de waarheid de derde verklaring heeft afgelegd. Ingevolge het bepaalde in artikel 477b lid 2 Rv kan de executoriale verkoop van de onroerende zaak rechtsreeks plaats vinden doordat de derde (de juridische eigenaar, in casu G*) de onroerende zaak schriftelijk ter beschikking stelt van de koper op de executieveiling, zodat niet eerst de overdracht hoeft plaats te vinden aan de geëxecuteerde eigenaar (= economisch eigenaar, X) behoeft plaats te vinden. De uiteindelijke overdracht zal dan plaats vinden overeenkomstig artikel 525 lid 2 Rv, waarbij de schriftelijke verklaring van de derde houdende de terbeschikkingstelling van de onroerende zaak, de plaats inneemt van de in het eerste lid bedoelde proces-verbaal van toewijzing.
3.3
G* voert - samengevat - het volgende verweer.
In 2008 heeft G* het onroerend goed verkocht aan X, die economisch eigenaar werd. In 2010 is dit registergoed door X verkocht aan [naam Y], die economisch eigenaar werd. Dit heeft tot gevolg dat G* niet meer aan X dient te leveren, maar aan [naam Y]. Op het moment dat er beslag werd gelegd bestond er tussen G* en X geen enkele rechtsverhouding.

4.DE BEOORDELING

4.1
Kern van het geschil betreft de vraag of de door G* op 23 april 2015 afgelegde verklaring derdenbeslag correct heeft ingevuld. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.2
In de periode 2008 tot 2010 diende G* desgevraagd te voldoende aan de leveringsverplichting jegens X. Op 20 april 2010 heeft X evenwel zijn economisch belang verkocht en zijn recht op juridische levering door G* gecedeerd aan [naam Y]. Met G* is het gerecht van oordeel dat sindsdien tussen G* en X geen rechtsverhouding meer bestaat, uit hoofde waarvan op het tijdstip van het beslag X nog iets van G* te vorderen had. E* heeft evenmin andere feiten gesteld op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd zou kunnen zijn dat X uit andere hoofde een vordering zou hebben op G*.
4.3
Uit de notariële akte die door G* bij dupliek is overgelegd blijkt dat de economische eigendom is verkocht en het recht op levering is gecedeerd aan [naam Y]. Ingevolge het bepaalde in artikel 136 lid 1 Rv levert deze akte tegen een ieder dwingend bewijs op van hetgeen de ambtenaar binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard. Anders dan E* stelt kan derhalve wel van de juistheid van de inhoud van de notariële akte worden uitgegaan, tenzij…..
E* heeft evenwel geen feiten gesteld die, mist juist, kunnen leiden tot een ander oordeel. Nu uit de akte voldoende blijkt dat het recht van levering is gecedeerd aan [naam Y], hoefde G* de akte van cessie niet in het geding te brengen.
4.4.
De stelling van E* dat de akte, waarbij het recht van hypotheek tussen X en [naam Y] wordt bevestigd nietig is omdat geen hypotheek gevestigd kan worden ter verzekering van een recht tot levering, wordt eveneens verworpen. Een recht van pand of hypotheek kan zowel voor een bestaande als voor een toekomstig vordering worden gevestigd. In casu heeft de hypotheekgever, [naam Y], een vordering op X, strekkende tot de toekomstige levering van het onroerend goed waarvan [naam Y] de economische eigendom heeft verworven. Nu gesteld noch gebleken is dat G* uit andere hoofde iets verschuldigd is aan X, worden het sub 1 van het petitum afgewezen.
4.5
Het sub 2 is het vervolg van het sub 1 verzochte en volgt dan ook het lot van sub 1.
4.6
Ten aanzien van het sub 2 a. en b. verzochte wordt als volgt geoordeeld.
Nu in rechte niet is komen vast te staan dat G* iets verschuldigd is aan E* worden ook deze vorderingen afgewezen.
4.5
E* wordt, nu zij in het ongelijk is gesteld, in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt E* in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van G* worden begroot op Afl. 1.800,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.