ECLI:NL:OGEAA:2016:188

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
E.J. 2523 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van ontslag en loonvordering in arbeidsrechtelijke geschil tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een arbeidsrechtelijk geschil tussen een verzoeker en zijn werkgever, Van den Broek Construction, Labor & Cleaning N.V. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. drs. P.G. Dowers-Alders, heeft een verzoek ingediend om te verklaren dat zijn ontslag per 29 april 2015 nietig is en om doorbetaling van zijn loon. De werkgever, Van den Broek, vertegenwoordigd door mr. R.C. Samuels, heeft verweer gevoerd en een zelfstandig tegenverzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 19 september 2013 is een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten tussen de verzoeker en Van den Broek voor werkzaamheden aan het project ‘Zoutmanstraat’. De overeenkomst eindigde volgens de werkgever op 29 april 2015, maar de verzoeker heeft dit ontslag betwist. Hij stelt dat hij ook op andere projecten heeft gewerkt en dat de arbeidsovereenkomst niet voldoet aan de eisen voor een overeenkomst voor bepaalde tijd, waardoor deze als een overeenkomst voor onbepaalde tijd moet worden beschouwd.

De rechter heeft geoordeeld dat de verzoeker niet uitsluitend voor het project Zoutmanstraat heeft gewerkt en dat de arbeidsovereenkomst daarom niet rechtsgeldig is beëindigd. De rechter heeft de verzoeker toestemming verleend om gratis te procederen, het ontslag nietig verklaard en Van den Broek veroordeeld tot betaling van het loon van de verzoeker, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. Het tegenverzoek van Van den Broek is afgewezen. De uitspraak is gedaan op 22 maart 2016 en gepubliceerd op 29 maart 2016.

Uitspraak

Beschikking van 22 maart 2016
Behorend bij E.J. 2523 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[naam]
wonende te Aruba,
verzoeker, hierna ook te noemen: verzoeker,
gemachtigde: de advocaat mr. drs. P.G. Dowers-Alders,
tegen:
de naamloze vennootschap,
VAN DEN BROEK CONSTRUCTION, LABOR & CLEANING N.V.
gevestigd te Aruba,
verweerster, hierna ook te noemen: Van den Broek,
gemachtigde: de advocaat mr. R.C. Samuels.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de brieven 10 resp. 12 februari 2016 met aanvullende producties aan de zijde van Van den Broek;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 16 februari 2016.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 19 september 2013 is een schriftelijk overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen, op grond waarvan Verzoeker werkzaamheden ten behoeve van Van den Broek zou gaan verrichten ten behoeve van het project ‘Zoutmanstraat’.
2.2
Artikel 6 van deze overeenkomst luidt, voor zo ver van belang;
6.1 ‘
Deze overeenkomst eindigt van rechtswege op het moment dat het project zal zijn voltooid, doch in ieder geval niet eerder dan 1 juli 2014’.
6.2
Het project zal als voltooid worden beschouwd op het moment dat de inlener hiervan schriftelijk in kennis heeft gesteld en/of de projectovereenkomst met de werkgever heeft beëindigd.
2.3
Op 9 januari 2015 heeft Van den Broek Verzoeker als volgt bericht (Nederlandse vertaling);
’Wij willen u op de hoogte stellen dat het contract tussen u en Van den Broek een contract voor bepaalde periode en voor een project is.
Nu moeten wij u helaas informeren dat we geen nieuw contract voor u hebben. De reden hiervoor is dat wij geen zekerheid hebben dat wij in de nabije toekomst werkzaamheden hebben. Dus uw laatste werkdag zal 29 april 2015 zijn, uw opgebouwde vakantiedagen zullen betaald worden bij de betaling van je allerlaatste salaris.’
2.4
Bij brief van 8 mei 2015 heeft Verzoeker Van den Broek bericht dat hij niet instemt met het ontslag.
2.5
Bij brief van 21 oktober 2015 heeft Verzoeker bij monde va zijn gemachtigde de nietigheid van het ontslag ingeroepen, zich beschikbaar gesteld voor de bedongen arbeid en aanspraak gemaakt op doorbetaling van het loon.
2.6
Bij brief van 27 oktober 2015 deelt Van den Broek mee dat het project waarvoor Verzoeker werkzaam was, op 29 april 2015 beëindigd was.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Verzoeker verzoekt bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad
- Verzoeker gratis admissie te verlenen;
primair
te verklaren voor recht dat het gegeven ontslag nietig is;
Van den Broek te veroordelen aan Verzoeker zijn salaris ad Afl. 11,00 per uur, te betalen vanaf 19 april 2015 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente vanaf 8 mei 2015;
subsidiair
1. indien tussen partijen geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat, Van den Broek te veroordelen tot betaling van het loon van Verzoeker tot aan de dag dat het project Zoutmanstraat zal zijn beëindigd;
eea met veroordeling van Van den Broek in de kosten van de procedure.
3.2
Verzoeker baseert zijn vordering op het volgende.
In de praktijk heeft Verzoeker niet uitsluitend voor het project Zoutmanstraat gewerkt, maar ook op andere locaties. Bovendien was het project Zoutmanstraat niet voldoende nauwkeurig omschreven. Aldus voldoet de arbeidsovereenkomst niet aan het bepaalde in artikel 7A:1613x BWA. Aldus is de arbeidsovereenkomst een voor onbepaalde tijd, die in strijd met artikel 4 LBA is opgezegd.
3.3
Van den Broek voert hiertegen verweer dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.
3.4
Van den Broek heeft een zelfstandig tegenverzoek ingediend, strekkende tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

4.DE BEOORDELING

4.1
De kern van het geschil betreft de vraag of Verzoeker werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 7A:1613x BWA. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 7A:1613x BWA is het slechts op basis van limitatieve gronden mogelijk om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeen te komen. Een van deze gronden betreft de uitvoering van een nauwkeurig omschreven werk of project. In de tussen partijen opgemaakte arbeidsovereenkomst is vermeld dat de overeenkomst is gesloten ten behoeve van de uitvoering van een project te Zoutmanstraat. Een nauwkeurige omschrijving van het project ontbreekt echter. Verzoeker heeft gesteld dat hij niet alleen gewerkt heeft ten behoeve van het project Zoutmanstraat, doch ook ten behoeve van andere projecten waaronder La Cabana, Brazil, Palm Beach en Tiera del Sol. Ook zou hij gewerkt hebben op het bedrijfsterrein van Van den Broek. Dit laatste wordt bevestigd in een schriftelijke verklaring van een werknemer van Van den Broek, maar ook door de mondelinge verklaring van Van den Broek ter zitting. Ter zitting verklaarde Van den Broek dat zij Verzoeker heeft overgeplaatst omdat hij een problematische werknemer was.
4.3
Wat hier verder ook van zij, vast staat dat Verzoeker niet uitsluitend ten behoeve van een nauwkeurig omschreven project werkzaam is geweest. Aldus is niet voldaan aan het vereiste van artikel 7A:1613 x BWA. Op grond van het bepaalde in artikel 7A:1613x lid 3 BWA zijn om deze reden de regels ter zake de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van toepassing. Ingevolge artikel 4 van de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten (LBA) is het verboden de arbeidsovereenkomst te beëindigen zonder toestemming van de Directeur van de Directie Arbeid. Ingevolge artikel 6 van de LBA zijn handelingen in strijd met artikel 4 LBA nietig. Deze nietigheid dient binnen 6 maanden te worden ingeroepen. Hoewel Verzoeker in zijn brief van 8 mei 2015 niet letterlijk de nietigheid heeft ingeroepen, wordt zijn bezwaar tegen het ontslag wel zodanig opgevat. Nu de nietigheid is het dienstverband tussen partijen feitelijk nog in stand is.
4.4
Verzoeker heeft zich bij brief van zijn gemachtigde van 21 oktober 2015 uitdrukkelijk beschikbaar gesteld voor de bedongen arbeid, doch uit de eerdere brief van 8 mei 2015 volgt ook - weliswaar niet met zo veel woorden - dat Verzoeker van mening was dat het dienstverband nog immer in stand was. Het gerecht begrijpt de stellingen van Verzoeker aldus dat hij bereid was om na de eerste oproep van Van den Broek zijn werkzaamheden te hervatten. Aldus heeft Verzoeker recht op doorbetaling van zijn loon vanaf 29 april 2015 tot aan de dag dat het dienstverband rechtsgeldig is geëindigd.
4.5
Voor het geval het ontslag nietig zou zijn, doet Van den Broek een beroep op matiging (althans zo begrijpt het gerecht de stellingen van Van den Broek) van de toe te wijzen loonvordering. Uit de overgelegde verklaringen van werknemers van Van den Broek volgt dat Verzoeker niet altijd een voorbeeldige werknemer was en dat zijn gedrag mede de oorzaak was van de overplaatsingen. In het licht hiervan en het verstrijken van de tijd acht het gerecht termen aanwezig om de loonvordering te matigen tot 3 maanden. De wettelijke verhoging en rente worden toegewezen zoals verzocht.
4.6
Van den Broek wordt nu zij grotendeels in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure veroordeeld.
4.7
Met betrekking tot het zelfstandige tegenverzoek is reeds door de griffie van het gerecht aan Van den Broek meegedeeld dat dit vanwege het feit dat op beide verzoeken verschillende rechtsregimes van toepassing zijn, dit niet tegelijkertijd behandeld kan worden met het oorspronkelijke verzoek. Dit wordt dan ook afgewezen.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
verleent Verzoeker toestemming om gratis te procederen;
5.2
verklaart voor recht dat het ontslag per 29 april 2015 nietig is;
5.3
veroordeelt Van den Broek tot betaling aan Verzoeker het bedongen loon ad
Afl. 11,00 per uur gebaseerd op het gemiddeld gewerkte aantal uren per week in de periode 1 januari 2015 tot 29 april 2015, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 8 mei 2015 tot de dag der algehele voldoening;
5.4
veroordeelt Van den Broek in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van worden begroot op Afl. 50,00 aan griffierecht en Afl. 1.800,00 aan salaris van de gemachtigde;
5.5
verklaart de veroordelingen in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders verzochte af;
op het tegenverzoek
5.7
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 23 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.