ECLI:NL:OGEAA:2016:190

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 maart 2016
Publicatiedatum
30 maart 2016
Zaaknummer
L.A.R. nr. 1560 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken procesbelang na beslissing op bezwaar

In deze zaak hebben appellanten, wonende in Aruba, gezamenlijk beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beschikking op hun bezwaar van 20 juli 2015. De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, als verweerder, had op 14 september 2015 alsnog op de bezwaarschriften van appellanten beslist. Hierdoor kwam het belang van appellanten bij de procedure te vervallen. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft op 21 maart 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van appellanten niet-ontvankelijk werd verklaard op basis van artikel 32, aanhef en onder a van de Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR). De rechter, M.T. Paulides, oordeelde dat appellanten tijdig in beroep waren gekomen van de fictieve weigering in bezwaar, maar dat de beslissing van de verweerder het procesbelang had weggenomen. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting, waarbij appellanten in persoon aanwezig waren en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, mw. mr. M. van Wilgen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de beslissing op het beroep moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 21 maart 2016
L.A.R. nr. 1560 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[ appellanten ],
wonenden in Aruba,
APPELLANTEN,
procederende in persoon,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN INTGRATIE,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mw. mr. M. van Wilgen (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikkingen van 27 maart 2015 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvragen van 10 februari 2015 van appellanten strekkende tot verkrijging van een vergunning tot tijdelijk verblijf, om bij hun vader, A, te verblijven.
Daartegen hebben appellanten ieder voor zich op 7 april 2015 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beschikking op het bezwaar hebben appellanten op 20 juli 2015 gezamenlijk beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 14 september 2015 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 29 februari 2016, alwaar appellanten, in persoon zijn verschenen en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht overweegt dat appellanten tijdig in beroep zijn gekomen van de fictieve weigering in bezwaar.
2.2
Verweerder heeft op 14 september 2015 alsnog op de bezwaarschriften van appellanten beslist. Hierdoor is het belang van appellanten bij deze procedure komen te vervallen. Het beroep zal met toepassing van artikel 32, aanhef en onder a van de LAR niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van een concreet belang.
2.3
Beslist wordt als volgt.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.T. Paulides, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 21 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).