ECLI:NL:OGEAA:2016:216

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 februari 2016
Publicatiedatum
11 april 2016
Zaaknummer
B.B. 1738 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure inzake persoonlijke geldlening en incasso door Island Finance Aruba N.V.

In deze civiele procedure, aangespannen door de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V., werd de gedaagde, die in persoon procedeerde, geconfronteerd met een vordering tot betaling van een bedrag van Afl. 3.801,27. De zaak betreft een persoonlijke geldlening en de daaropvolgende incasso. Het gerecht in eerste aanleg van Aruba heeft op 17 februari 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, die eerder op 9 september 2015 een tussenvonnis kende. In dat tussenvonnis werd overwogen dat het verweer van de gedaagde, dat een effectieve kredietvergoeding van 27,5% wegens strijd met de goede zeden nietig zou zijn, niet opging. Het gerecht oordeelde dat het de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat om de in alle overeenkomsten toegestane rente te maximeren tot 18% per jaar.

Na het tussenvonnis heeft Island Finance haar vordering verminderd en aangegeven dat er geen boeterente in rekening is gebracht. Het gerecht heeft geoordeeld dat het gevorderde bedrag met wettelijke rente toewijsbaar is, maar heeft de vordering tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring afgewezen, gezien het principiële verweer van de gedaagde. De gedaagde werd als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en moest de proceskosten van Island Finance vergoeden.

In de uitspraak werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en werd de gedaagde ook veroordeeld in de kosten van de procedure. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen, evenals de reconventionele vordering van de gedaagde.

Uitspraak

Vonnis van 17 februari 2016
Behorend bij B.B. 1738 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
Gedaagde,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 september 2015;
- de akte uitlating zijdens Island Finance;
- de antwoordakte zijdens Gedaagde.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING.

2.1
Bij tussenvonnis van 9 september heeft het gerecht overwogen dat het verweer dat een effectieve kredietvergoeding van 27,5% wegens strijd met de goede zeden nietig is niet opgaat en het de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat om, los van de bijzondere omstandigheden van het geval, de in alle overeenkomsten toegestane rente te maximeren tot 18% per jaar. Waar Gedaagde daarop in zijn antwoordakte nog reageert wordt daaraan voorbijgegaan omdat het gerecht op dat punt reeds bindend heeft beslist in het tussenvonnis.
2.2
Island Finance heeft naar aanleiding van het tussenvonnis haar vordering verminderd tot Afl. 3.801,27. Kennelijk ziet Island Finance in dit geval alsnog af van het vorderen van incassokosten nu dat deel van de oorspronkelijke vordering in het nieuwe petitum niet meer voorkomt.
2.3
Door Island Finance is verder aangegeven dat geen boeterente in rekening is gebracht. Dat wordt niet weersproken.
2.4
Dat brengt met zich mee dat voornoemd bedrag met wettelijke rente als gevorderd voor toewijzing in aanmerking komt. De reconventionele vordering dient te worden afgewezen.
2.5
Gegeven de principiële aard van het verweer van Gedaagde en omdat Island Finance geen bijzonder belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorbaat heeft zal het gerecht de vordering tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring afwijzen.
2.6
Als de in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij zal Gedaagde de proceskosten van Island Finance moeten vergoeden.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
in conventie
veroordeelt Gedaagde tot betaling aan Island Finance van een bedrag van Afl. 3.801,27, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2014 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt Gedaagde in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 100, aan griffierecht en Afl. 625, aan salaris van de gemachtigde;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Gedaagde in de kosten van de procedure, in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 312,50 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 februari 2016 in aanwezigheid van de griffier.