In deze beschikking van 5 april 2016, uitgesproken door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is het verzoek van de man om de ontkenning van zijn vaderschap van de minderjarige [Z] gegrond verklaard. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.A.R. Bryson, heeft verzocht om toestemming om kosteloos te mogen procederen en om de ontkenning van het vaderschap te laten vaststellen. De vrouw, [Y], heeft in persoon geprocedeerd en erkent dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is.
De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 17 juli 2015 is ingediend, gevolgd door een advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand op 12 oktober 2015. Tijdens de mondelinge behandelingen op 1 december 2015 en 23 februari 2016 zijn zowel de man als de vrouw verschenen, evenals de Voogdijraad, vertegenwoordigd door mevrouw M. Ras-Pieternella. De Voogdijraad is benoemd als bijzondere curator voor de minderjarige, zoals vereist volgens artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba.
De beoordeling van het verzoek is gedaan aan de hand van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek. Het gerecht heeft vastgesteld dat de vrouw erkent dat de man niet de verwekker is van de minderjarige en dat er voldoende bewijs is geleverd om de ontkenning van het vaderschap te onderbouwen. Het verzoek is binnen de wettelijke termijn ingediend, waardoor de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek. De man is tevens toestemming verleend om kosteloos te procederen, gezien het overgelegde bewijs van onvermogen.
De beslissing van het gerecht houdt in dat de ontkenning van het vaderschap gegrond is verklaard, de Voogdijraad is benoemd tot bijzondere curator van de minderjarige, en het verzoek om kosteloos te mogen procederen is toegewezen. Het meer of anders verzochte is afgewezen.