ECLI:NL:OGEAA:2016:222

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
11 april 2016
Zaaknummer
E.J. 1196 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de vraag aan de orde of er een arbeidsovereenkomst bestaat tussen [X] en [Z]. [X] heeft een verzoek ingediend waarin zij stelt dat haar ontslag op staande voet onregelmatig en kennelijk onredelijk is. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 3 juni 2015, gevolgd door een verweerschrift van [Z] en producties van beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 maart 2016 waren [X] en [Z] aanwezig, maar de besloten vennootschap NCC NETWORK B.V. was niet verschenen. Het gerecht heeft besloten dat het verzoek van [X] kan worden beoordeeld zonder de behandeling van het verzoek jegens NCC af te wachten.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [X] heeft een akte getekend met [A] van NCC, waarin een voorschot van Afl. 3.500,- werd genoemd voor werkzaamheden die [X] zou verrichten. [X] heeft geprotesteerd tegen haar ontslag op staande voet en verzoekt nu om schadevergoeding. [Z] heeft verweer gevoerd en stelt dat er geen arbeidsovereenkomst met [X] tot stand is gekomen. De kern van het geschil draait om de vraag of er een dienstbetrekking is geweest, waarbij de vereisten van een gezagsverhouding, persoonlijke arbeid en loonbetaling aan de orde komen.

Het gerecht overweegt dat [X] onvoldoende feiten heeft aangedragen om aan te tonen dat er een arbeidsovereenkomst met [Z] bestond. De akte en andere overgelegde documenten wijzen niet op een gezagsverhouding of een arbeidsovereenkomst. Het gerecht concludeert dat [X] niet heeft aangetoond dat er sprake was van een dienstbetrekking, en wijst het verzoek af. Tevens wordt [X] veroordeeld in de proceskosten van [Z].

Uitspraak

Beschikking van 5 april 2016
Behorend bij E.J. 1196 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[X],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [X],
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
de besloten vennootschap
NCC NETWORK B.V.,
te Curaçao,
hierna ook te noemen: NCC,
niet verschenen,
en
[Z]
te Aruba,
hierna ook te noemen: [Z],
gemachtigde: de advocaat mr. C.P. Wever.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ingediend op 3 juni 2015;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 26 januari 2016;
- producties zijdens verzoekster, ingediend op 25 februari 2016;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 1 maart 2016.
1.2 [
X] en [Z] zijn voor de mondelingen behandeling verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd. [X] en [Z] hebben over en weer het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Aan de verschenen partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.
1.4
NCC is niet ter zitting van 1 maart 2016 verschenen. NCC is bij dienstbrief van 6 juli 2015 uitgenodigd een verweerschrift in te dienen, uiterlijk op de zitting van 1 september 2015. Dat heeft NCC niet gedaan. Bij deurwaardersexploot van 6 oktober 2015 heeft [X] NCC aangezegd uiterlijk op 20 oktober 2015 een verweerschrift in te dienen. NCC is niet opgeroepen voor een mondelinge behandeling van het verzoek. Het exploot van 6 oktober 2015 kan niet als zodanig worden aangemerkt. NCC dient alsnog te worden opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzoek en wel op 14 juni 2016 om 10:30 uur.
1.5
Nu het geschil tussen [X] en [Z] in staat van wijzen is kan in die zaak op het verzoek worden beslist zonder de behandeling van het verzoek jegens NCC af te wachten.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Door [X] enerzijds en [A] (verder: [A]) anderzijds is op een onbekende datum een akte getekend met de volgende tekst:
Ami [X] […} ta risibiendo for di [A] (NCC)
Aw 3500,- komo un voorschot pa kuminsa traha pa NCC entrante 10 di Septemer 2014 pa un period indefini.
Spesifikashon di trabou :
  • Sales/marketing executive
  • TV host
  • Event Planner
  • All around coordinator.
Contracto ofishal lo wordu firma dentro di 15 dia dor di Financiele directeur [B].
De akte is opgemaakt op papier met een logo van NCC.
2.2
Bij brief van 19 december 2014, gericht aan NCC en [Z], heeft [X] geprotesteerd tegen een haar verleend ontslag op staande voet op 3 december 2014.

3.HET VERZOEK EN HET VERWEER

3.1 [
[X] verzoekt het gerecht om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
- voor recht te verklaren dat het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is;
- [ Z] te veroordelen aan [X] te betalen Afl. 3.500,-- ten titel van schadeloosstelling wegens onregelmatig ontslag, 1 week cessantia-uitkering ad Afl 807,69, schadevergoeding naar billijkheid ad Afl. 1.750,-- en niet opgenomen vakantiedagen ad Afl. 605,81, alles vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontslag, tot aan de dag der algehele voldoening;
- [ Z] te veroordelen aan [X] het achterstallig loon ad Afl. 4.846,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7A;1614q BW en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid;
- [ Z] in de proceskosten te veroordelen.
3.2 [
X] grondt het verzoek erop dat zij op staande voet is ontslagen terwijl geen sprake was van een daartoe vereiste dringende reden. Zij stelt zich op het standpunt dat de opzeggingstermijn niet in acht is genomen en het aan haar gegeven ontslag op staande voet onder opgave van een voorgewende en/of valse reden, zonder een zorgvuldige belangenafweging is geschied.
3.3 [
Z] voert hiertegen verweer, met verzoek tot veroordeling van [X] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft [X] gesteld dat er sprake was van een dienstbetrekking tussen [X] en NCC en/of [Z]. Haar stelling met betrekking tot [Z] is gebaseerd op het feit dat [Z] op 25 november 2014 het bedrijf News Center Aruba (hierna: NCA) in het register van de kamer van koophandel van Aruba heeft laten inschrijven. Uit het uittreksel van de kamer van koophandel blijkt dat [Z] de eigenaresse is van het bedrijf. [X] heeft gesteld dat het adres waarop het bedrijf staat ingeschreven, hetzelfde adres is waar [X] fysiek werkzaam is geweest. Volgens [X] moet het bedrijf NCA beschouwd worden als een filiaal van NCC op Aruba, nu bekend was dat NCC een filiaal op Aruba zou openen. [X] is van mening dat op grond hiervan [Z] als werkgever van [X] moet worden aangemerkt. [X] is de mening toegedaan dat er tussen hen een gezagsverhouding heeft bestaan. Ter onderbouwing van haar verzoek, heeft [X] een aantal stukken overgelegd waaruit zou blijken dat [Z] een grote rol heeft gespeeld in het reilen en zeilen van het bedrijf.
4.2 [
[Z] weerspreekt dat [X] bij haar in dienstbetrekking werkzaam was. [Z] heeft aangevoerd dat zij zelf in dienst zou treden van NCC als nieuwslezeres. [Z] heeft voorts aangevoerd dat er op geen enkel moment een arbeidsovereenkomst tussen [X] en [Z] tot stand is gekomen waardoor [Z] zich zou hebben gebonden jegens [X]. Volgens [Z] was er nimmer sprake van een gezagsverhouding. Voorts heeft [Z] aangevoerd dat nergens uit voortvloeit dat het bedrijf NCA als filiaal van NCC moet worden aangemerkt. NCA was volgens [Z] als eenmanszaak opgericht om onder meer aan NCC diensten te verlenen. Volgens [Z] is [X] ontslagen door NCC.
4.3
De kern van het geschil betreft de vraag of tussen [X] en [Z] een arbeidsovereenkomst is gesloten in de zin van artikel 7A:1613a BW. Als vereisten voor het aannemen van een dienstbetrekking gelden: een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding en een verplichting tot het betalen van loon.
4.4
Het gerecht overweegt als volgt: Op [X] rust in deze zaak de plicht gemotiveerd te stellen en waar mogelijk met stukken te onderbouwen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst met [Z]. Uit de hierboven geciteerde akte blijkt dat [X] een bedrag van Afl. 3.500,-- aan loon als voorschot uitbetaald heeft gekregen voor haar te verrichten werkzaamheden bij NCC ingaande 10 september 2014. Bovengenoemde brief is ondertekend door [X] en de heer [A], de directeur van NCC, en niet door [Z]. Het bestaan van een arbeidsovereenkomst met [Z] kan uit die brief dan ook niet worden afgeleid. Hetzelfde geldt voor het door [X] overgelegde uittreksel van de kamer van koophandel van Aruba van 25 november 2014. De inschrijving door [Z] van haar eenmansonderneming onder de handelsnaam News Center Aruba brengt niet mee dat [X] in dienst is getreden van [Z] noch dat zij daarop mocht vertrouwen. Ook uit het overgelegde “draft general employment agreement” volgt niet dat een arbeidsovereenkomst met [Z] is gesloten. Op de “draft general employment agreement” wordt NCC als werkgever vermeld. Ook uit de door [X] overgelgde e-mails volgt niet dat [X] en [Z] een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, nu uit deze e-mails niet blijkt dat [Z] enig gezagsbevoegdheid had. Eerder blijkt uit een aantal e-mails dat [X] zelf organisatorisch de touwtjes in handen had en betrokkenen, waaronder [Z], zelf aanspoorde om op tijd op het werk aanwezig te zijn. Daarenboven is de door [Z] overgelegde schriftelijke afgelegde verklaring van mevrou [C]t, die het standpunt, dat van een gezagsverhouding tussen [Z] en [X] geen sprake was, ondersteunt, niet voldoende gemotiveerd weerlegt. Gelet op het voorgaande is het gerecht van oordeel dat het benodigde element ‘ondergeschiktheid’ ontbreekt.
4.5
Het vorenstaande brengt het gerecht tot het oordeel dat [X] heeft nagelaten voldoende feiten en/of omstandigheden te stellen waaruit voortvloeit dat er immers sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen [X] en [Z]. Aan getuigenbewijs wordt daarom niet toegekomen.
4.6
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [X] de proceskosten van [Z]
moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK:

De rechter in dit gerecht:
wijst af het verzoek;
veroordeelt [X] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [Z] worden begroot op Afl. 900, aan salaris van de gemachtigde;
verstaat dat [X] en NCC worden opgeroepen voor de zitting van 14 juni 2016 om 10:30 uur.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 5 april 2016 in aanwezigheid van de griffier.