ECLI:NL:OGEAA:2016:23
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake schuldvordering door Aruba Bank tegen G*
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft Aruba Bank N.V. een vordering ingesteld tegen G*, die in persoon procedeerde. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 30 september 2015, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 12 november 2015. Aruba Bank, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.E.D. Brown, vorderde betaling van een bedrag van Afl. 23.577,51, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. G* heeft de vordering erkend, maar verzet zich tegen de gevorderde incassokosten.
Het Gerecht heeft in zijn beoordeling de eerdere overwegingen uit het tussenvonnis bevestigd en de hoofdsom en de daarover gevorderde rente toegewezen. Echter, het verweer van G* tegen de buitengerechtelijke incassokosten werd gegrond verklaard. Het Gerecht oordeelde dat Aruba Bank niet voldoende had aangetoond dat de aanmaningen G* hadden bereikt, wat leidde tot de afwijzing van de vordering voor de incassokosten. G* werd wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Aruba Bank, die zijn begroot op Afl. 1.157,04 aan verschotten en Afl. 1.800,- aan salaris voor de gemachtigde.
De uitspraak werd gedaan op 6 januari 2016 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het Gerecht wees het meer of anders gevorderde af.