In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft Eiser, in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordigster van haar minderjarige zoon, een vordering ingesteld tot verdeling van de nalatenschap van wijlen Naam. De procedure is gestart met een verzoek tot kosteloos procederen, en de comparitie van partijen vond plaats op 5 november 2015. Eiser is vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. D.G. Kock, terwijl de Gedaagden, die allen in Aruba wonen, zijn vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. M. Boyce.
De Eiser heeft verzocht om de verdeling van de nalatenschap, inclusief de roerende goederen die zich bevinden in de woning van wijlen Naam. De Gedaagden hebben verweer gevoerd, maar het Gerecht heeft vastgesteld dat Eiser en haar minderjarige zoon de enige erfgenamen zijn. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering tot verdeling van de nalatenschap moet worden toegewezen, aangezien partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen over de verdeling van de goederen.
Het Gerecht heeft besloten dat de roerende goederen openbaar verkocht moeten worden door een deurwaarder, en dat de opbrengst gelijkelijk verdeeld moet worden onder de erfgenamen, na aftrek van de kosten van de procedure. Tevens is Eiser verlof tot kosteloos procederen verleend, en zijn de proceskosten die niet door de gratis admissie gedekt zijn, ten laste van de opbrengst van de te verkopen goederen gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 16 maart 2016 door mr. A.H.M. van de Leur.