Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
3.
4.
3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
4.DE BEOORDELING
Van strijd met de regels van het procesrecht is onder meer sprake als de goede procesorde wordt geschonden of misbruik wordt gemaakt van procesrecht. In geval in het opvolgende kort geding inhoudelijk dezelfde gronden worden aangevoerd om (nogmaals) hetzelfde te vorderen kan sprake zijn van dergelijke strijd met de goede procesorde.
In ieder geval wel staat het de eiser vrij aan zijn (zelfde) vordering feiten en omstandigheden ten grondslag te leggen die bij de eerste of vorige in kort geding gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen, doordat zij zich eerst na de behandeling van die zaak in kort geding hebben voorgedaan. Met betrekking tot stellingen die reeds in een eerder kort geding tussen dezelfde partijen naar voren gebracht hadden kunnen worden, maar niet naar voren zijn gebracht geldt dat de rechter in kort geding in beginsel ook hierop acht moet slaan. Dit lijdt evenwel uitzondering wanneer de desbetreffende partij door pas in het tweede of volgende kort geding zich op deze stellingen te beroepen, misbruik van procesrecht zou maken. Dat zal zich kunnen voordoen en dan tot ter zijde laten van die stellingen kunnen leiden, wanneer deze stellingen, in weerwil van een redelijk belang van de wederpartij dat ook daarop al destijds meteen zou worden beslist, in het eerste kort geding zonder redelijke grond zijn achtergehouden. Bij de beoordeling daarvan kan van belang zijn of de desbetreffende stellingen na het tweede kort geding alsnog in een nog niet geëindigd hoger beroep van het eerste kort geding aan de orde konden worden gesteld. Ook kan het achterwege laten van hoger beroep onder omstandigheden bijdragen tot het oordeel dat het opnieuw en op inhoudelijk dezelfde gronden in kort geding vorderen van een eerder in kort geding geweigerde voorziening misbruik van procesrecht oplevert.
Het komt er immers op neer dat Eiseres het eerste kort geding kennelijk niet voldoende had voorbereid en geen bevredigend antwoord kon geven op de door de rechter in verband met het gevorderde en het verweer gestelde vragen en/of daarvoor over onvoldoende overtuigende stukken beschikte om haar stelling aannemelijk te maken. Niet gebleken is dat aan Eiseres niet toerekenbaar is dat zij op die vragen van de rechter niet had kunnen anticiperen en/of redelijkerwijs niet eerder dan in verband van het onderhavige kort geding over onderbouwende stukken kon beschikken. Gedaagde had er belang bij dat die punten in het eerste kort geding deugdelijk gemotiveerd en met stukken onderbouwd ter sprake zouden worden gebracht, al was het maar om vertraging en dubbele kosten te voorkomen. Eiseres had die fouten bovendien kunnen herstellen door van het vonnis van 3 februari 2016 in appel te gaan maar heeft er om niet opgehelderde reden voor gekozen dat niet te doen. Onder die omstandigheden is de kortgedingrechter van oordeel dat Eiseres misbruik van procesrecht maakt. De vordering stuit daarop af.