In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een huurgeschil tussen een huurder, aangeduid als [appellante], en een verhuurder, aangeduid als [verweerder]. De huurovereenkomst, die op 15 april 2011 is ingegaan, liep af op 14 april 2016. De verhuurder heeft aangegeven de huurovereenkomst te willen beëindigen, wat de huurder betwist. De Huurcommissie had eerder besloten dat de huurovereenkomst per 14 april 2016 mocht worden beëindigd, maar de huurder is in beroep gegaan tegen deze beslissing. De huurder stelt dat de beslissing van de Huurcommissie tot stand is gekomen zonder hoor en wederhoor, omdat zij niet was uitgenodigd voor de behandeling van het verzoek. De huurder verzoekt vernietiging van de beschikking en vergoeding van de proceskosten.
De rechter heeft vastgesteld dat de huurder niet-ontvankelijk was verklaard in haar beroep omdat dit niet tijdig was ingesteld. De huurder heeft echter aangevoerd dat zij de beschikking pas op 21 oktober 2015 heeft ontvangen, wat haar verraste. De rechter heeft geoordeeld dat er sprake was van twee apparaatsfouten, waardoor de beroepstermijn niet was verlopen. De rechter heeft ook overwogen dat de verhuurder niet onevenredig in zijn belang wordt geschaad door de ontvankelijkheid van het beroep.
Uiteindelijk heeft de rechter geoordeeld dat de huurovereenkomst niet kan worden beëindigd op basis van de aangevoerde gronden van de verhuurder. De rechter heeft de uitspraak van de Huurcommissie vernietigd en het verzoek van de verhuurder afgewezen. De verhuurder is veroordeeld in de proceskosten van de huurder, die zijn begroot op Afl. 1.800. Deze beschikking is gegeven op 19 april 2016 door mr. W.J. Noordhuizen.