ECLI:NL:OGEAA:2016:279

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
2 mei 2016
Zaaknummer
A.R. 1862 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W. van Schendel
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit een leenovereenkomst met verweer over betalingsregeling

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. (hierna: Island Finance) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 25 augustus 2015 werd ingediend, gevolgd door een conclusie van antwoord op 30 september 2015, een conclusie van repliek op 6 januari 2016, en een akte van niet dienen op 2 maart 2016. De zaak betreft een leenovereenkomst die op 24 juni 2013 tussen Island Finance en de gedaagde is gesloten. De gedaagde is tekortgeschoten in de nakoming van de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit deze overeenkomst.

Island Finance vorderde uitvoerbaar bij voorraad de veroordeling van de gedaagde tot betaling van Afl. 14.471,15, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde erkende de hoofdsom, maar voerde aan dat er een betalingsregeling was getroffen met een medewerker van Island Finance. Dit verweer werd door Island Finance gemotiveerd weersproken, en de gedaagde heeft hierop niet meer gereageerd. De rechter oordeelde dat de ontkenning van Island Finance dat er een betalingsregeling was getroffen, voor juist moest worden gehouden.

De rechter heeft de vorderingen van Island Finance toegewezen, omdat deze op de wet zijn gegrond. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van Island Finance, die in totaal op Afl. 2.455,10 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 13 april 2016 door mr. P.W. van Schendel, en de uitspraak vond plaats in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 13 april 2016
Behorend bij A.R. 1862 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaten mr. M.E.D. Brown en mr. A.E. Barrios,
tegen:
Gedaagde,
wonende in [woonplaats],
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 25 augustus 2015;
- de conclusie van antwoord van 30 september 2015;
- de conclusie van repliek van 6 januari 2016;
- de akte van niet dienen die op 2 maart 2016 op verzoek van Island Finance tegen [Gedaagde] is verleend.
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen Island Finance en [Gedaagde] is een leenovereenkomst gesloten op 24 juni 2013.
2.2 [
Gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de uit die overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Island Finance vordert – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [Gedaagde] tot betaling van Afl. 14.471,15, te vermeerderen met de overeengekomen rente 1,4% per maand vanaf 30 april 2014 tot een maximum van Afl. 9.576,91 en bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente en vermeerderd met 15% overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten zijnde Afl. 2.170,67 en met veroordeling van [Gedaagde] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
Gedaagde] heeft de hoofdsom erkend maar voert aan dat zij met een medewerker van Island Finance een betalingsregeling heeft getroffen.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
Gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord het verweer gevoerd dat zij een betalingsregeling met Island Finance heeft getroffen. Dit is door Island Finance bij conclusie van repliek gemotiveerd weersproken. Omdat [Gedaagde] hier niet meer op heeft gereageerd, moet de ontkenning van Island Finance dat een betalingsregeling is getroffen voor juist worden gehouden. De vorderingen van Island Finance zijn daarom opeisbaar zodat deze, omdat zij op de wet zijn gegrond, zullen worden toegewezen.
4.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [Gedaagde] de proceskosten van Island Finance moeten vergoeden. Die kosten bedragen, Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 205,10 aan explootkosten en Afl. 1.500,- aan salaris van de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 4, ad Afl. 750,- per punt), zijnde in totaal Afl. 2.455,10.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt [Gedaagde] tot betaling aan Island Finance van een bedrag van Afl. 14.471,15, te vermeerderen met de overeengekomen rente 1,4% per maand vanaf 30 april 2014 tot een maximum van Afl. 9.576,91 en na bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten zijnde Afl. 2.170,67;
veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van de procedure die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 2.455,10,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Schendel, rechter, en werd uitgesproken door mr. W.J. Noordhuizen, ter openbare terechtzitting van woensdag 13 april 2016 in aanwezigheid van de griffier.