ECLI:NL:OGEAA:2016:280

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
2 mei 2016
Zaaknummer
A.R. 2957 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en gemeenschapsschuld in pensioenfondszaak

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderde de Stichting Pensioenfonds Havenwerkers Aruba (SPHA) betaling van een aanzienlijk bedrag van Gedaagde X en Gedaagde Y, die beiden betrokken waren bij een onrechtmatige daad. Gedaagde X had gedurende een aantal jaren onrechtmatig geld onttrokken aan de bankrekening van SPHA door middel van vervalste cheques. Het huwelijk tussen Gedaagde X en Gedaagde Y, dat eindigde in 2011, speelde een cruciale rol in de beoordeling van de aansprakelijkheid. De rechtbank oordeelde dat Gedaagde Y, als echtgenoot van Gedaagde X, ook hoofdelijk aansprakelijk was voor de gemeenschapsschulden die voortvloeiden uit de onrechtmatige daden van Gedaagde X, aangezien deze handelingen plaatsvonden tijdens hun huwelijk.

De rechtbank stelde vast dat Gedaagde X in totaal Afl. 1.140.238,07 had onttrokken aan SPHA. Gedaagde Y werd ook aansprakelijk gesteld voor een deel van deze schade, omdat hij tijdens het huwelijk verantwoordelijk was voor de gemeenschapsschulden. De rechtbank oordeelde dat Gedaagde Y naast Gedaagde X hoofdelijk aansprakelijk was voor een bedrag van Afl. 338.199,47, dat hij aan SPHA moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank wees ook de proceskosten toe aan SPHA, waarbij Gedaagde X in de kosten van de procedure werd veroordeeld, terwijl de kosten tussen Gedaagde Y en SPHA werden gecompenseerd.

Het vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van echtgenoten in het kader van gemeenschap van goederen en de gevolgen van onrechtmatig handelen binnen die context. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de aansprakelijkheid van echtgenoten voor elkaars onrechtmatige daden, vooral wanneer deze plaatsvinden binnen de periode van hun huwelijk.

Uitspraak

Vonnis van 13 april 2016
Behorend bij A.R. 2957 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de stichting
STICHTING PENSIOENFONDS HAVENWERKERS ARUBA,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: SPHA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.M. Schwengle,
tegen:
Gedaagde X,
hierna ook te noemen: Gedaagde X,
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. Chris Lejuez, thans de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
en:
Gedaagde Y,
hierna ook te noemen: Gedaagde Y,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
beiden wonende in Aruba,
gedaagden.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met producties;
  • de conclusie van antwoord van Gedaagde X zonder producties en die van Gedaagde Y met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de door SPHA genomen akte houdende overlegging van beslagstukken;
  • de conclusie van dupliek van Gedaagde Y en de tegen Gedaagde X verleende akte van niet dienen van dupliek.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
SPHA vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. Gedaagde X en/of Gedaagde Y hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan SPHA van
Afl. 1.140.238,07, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 4 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening; althans Gedaagde X en/of Gedaagde Y hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan SPHA van Afl. 234.100,10, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 4 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, en daarnaast Gedaagde X veroordeelt tot betaling aan SPHA van Afl. 906.137,97, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 4 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. Gedaagde X en/of Gedaagde Y hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan SPHA van door haar gederfde rente over de periode van 15 mei 2009 tot en met de dag der algehele voldoening;
c. Gedaagde X en/of Gedaagde Y hoofdelijk veroordeelt tot betaling in de proceskosten, waaronder begrepen die van het beslag.
2.2.1
Gedaagde X heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
2.2.2
Gedaagde Y voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door SPHA verzochte.
2.3
Voorzover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1.1
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden het volgende vast.
3.1.2
Gedaagde X en Gedaagde Y zijn op 12 augustus 1988 met elkaar gehuwd in de algehele gemeenschap van goederen, welk huwelijk (hierna: het huwelijk) op 13 juni 2011 door echtscheiding is geëindigd. Gedaagde X heeft gedurende 31 jaren als administratief medewerkster gewerkt in dienst van Aruba Stevedoring Company N.V. (hierna: ASTEC), aan welk bedrijf SPHA haar administratie heeft uitbesteed. De werkzaamheden van Gedaagde X bij ASTEC bestonden onder meer uit het in- en uitboeken en uitschrijven van cheques voor SPHA.
3.1.3
SPHA is een pensioenfonds dat is bestemd voor de werknemers van ASTEC. Het bestuur van SPHA wordt gevormd door de voorzitter [voorzitter], het bestuurslid [bestuurslid] en de secretaris [secretaris] (hierna: de bestuursleden). De vertegenwoordigingsbevoegdheid van SPHA berust krachtens artikel 7 van de Statuten van SPHA bij het bestuur van SPHA. Krachtens het tweede lid van artikel 7 van die Statuten wordt SPHA jegens derden gebonden door de handtekeningen van twee bestuursleden. Cheques ten laste van SPHA kunnen alleen door ondertekening van twee van haar bestuursleden worden uitgeschreven.
3.1.4
Op 28 oktober 2014 heeft de Caribbean Mercantile Bank (hierna: CMB) contact opgenomen met ASTEC, omdat Gedaagde X een op haar naam uitgeschreven cheque van SPHA genummerd [chequenummer] ten bedrage van Afl. 9.950,-- ter verzilvering ten laste van SPHA aan de CMB had aangeboden, terwijl de (desbetreffende medewerker van) CMB vermoedde dat de handtekeningen op die cheque vervalst waren. Onderzoek heeft uitgewezen dat die handtekeningen inderdaad waren vervalst.
3.1.5
Naar aanleiding van voormeld voorval is door SPHA een intern onderzoek ingesteld. Dat onderzoek heeft tot nog toe uitgewezen dat in de periode van 2009 tot en met 2014 ongeveer 200 vervalste cheques op naam van Gedaagde X zijn aangemaakt die door Gedaagde X zijn verzilverd bij de CMB maar niet zijn geboekt in de administratie van SPHA. Aldus heeft Gedaagde X in totaal Afl. 1.140.238,07 onttrokken aan de bankrekening van SPHA, te weten (meer in het bijzonder) in 2009 in totaal Afl. 35.607,97, in 2010 in totaal Afl. 245.662,40, in 2011 in totaal Afl. 152.987,65, in 2012 in totaal Afl. 160.575,50, in 2013 in totaal Afl. 310.452,75 en in 2014 in totaal Afl. 234.951,80 (zie in dit verband de niet door Gedaagde X en Gedaagde Y bestreden productie 7 bij het verzoekschrift).
3.2
Uit vorenstaande vaststaande feiten volgt dat Gedaagde X onder meer toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens SPHA, als gevolg waarvan SPHA schade heeft geleden ten belope van Afl. 1.140.238,07. Gedaagde X zal ten titel van schadevergoeding uit onrechtmatige daad worden veroordeeld om dat in hoofdsom gevorderde bedrag (terug) te betalen aan SPHA.
3.3
Met betrekking tot Gedaagde Y wordt het volgende overwogen. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:102 BW blijft ieder der echtgenoten na de ontbinding van hun huwelijksgoederengemeenschap voor het geheel aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden waarvoor hij/zij voordien aansprakelijk was. Gedaagde X en Gedaagde Y zijn op 12 augustus 1988 met elkaar gehuwd in de algehele gemeenschap van goederen, welk huwelijk op 13 juni 2011 door echtscheiding is geëindigd. Indien en voor zover het hiervoor vastgestelde onrechtmatig handelen van Gedaagde X heeft plaatsgevonden gedurende het huwelijk, heeft de daaruit voorvloeiende op Gedaagde X rustende verbintenis tot vergoeding van de door SPHA als gevolg van dat handelen geleden schade te gelden als een gemeenschapsschuld waarvoor ook Gedaagde Y voor het geheel aansprakelijk is.
3.4
Vorenstaande brengt met zich dat Gedaagde Y in elk geval (naast Gedaagde X) hoofdelijk aansprakelijk is voor de volgende te vergoeden bedragen: in 2009 in totaal Afl. 35.607,97, en in 2010 in totaal Afl. 245.662,40. Uit de niet door Gedaagde Y bestreden productie 5 bij het verzoekschrift volgt dat Gedaagde Y over de periode 1 januari 2011 tot 13 juni 2011 naast Gedaagde X hoofdelijk aansprakelijk is voor betaling aan SPHA van een schadevergoeding van (4.350,-- + 5.750,-- + 7.645,-- + 9.865,48 + 7.860,72 + 6.997,-- =) Afl. 42.468,20. In totaal is Gedaagde Y aldus op grond van het tussen hem en Gedaagde X (destijds) geldende huwelijksvermogensregime met Gedaagde X hoofdelijk aansprakelijk voor betaling aan SPHA van een schadevergoeding van (35.607,97 + 245.662,40 + 42.468,20 =) Afl. 323.738,57. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen, waarbij heeft te gelden dat het Gerecht geen grond ziet voor de door Gedaagde Y verzochte matiging van het aan SPHA te vergoeden bedrag en evenmin ziet het Gerecht grond om de op Gedaagde Y tot zover rustende vergoedingsplicht te verminderen op de voet van het bepaalde in artikel 6:101 BW. Dit klemt temeer omdat zonder meer niet valt in te zien dat SPHA op onzorgvuldige en aldus verwijtbare wijze omging met haar administratie zoals gesteld door Gedaagde Y, nu SPHA haar administratie - waaronder begrepen het uitschrijven van cheques ten laste van SPHA - had uitbesteed aan ASTEC, alwaar de onrechtmatig handelende Gedaagde X werkzaam was.
3.5
Voor schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van Gedaagde X dat heeft plaatsgevonden in de periode nadat het huwelijk was geëindigd, welke periode niet langer wordt beheerst door het huwelijksvermogensregime dat gold tussen Gedaagde X en Gedaagde Y, is Gedaagde Y alleen dan (naast Gedaagde X) aansprakelijk voor de door SPHA geleden schade indien hij zelf ook onrechtmatig heeft gehandeld jegens SPHA. SPHA stelt in dat verband dat Gedaagde Y 34 door Gedaagde X aan haar ten laste van SPHA uitgeschreven cheques heeft verzilverd bij de bank, terwijl hij wist of behoorde te weten dat die cheques vervalst waren. Die stelling heeft Gedaagde Y niet of onvoldoende bestreden en staat daarom vast. Ook komt daarmee vast te staan dat Gedaagde Y te dien aanzien ook onrechtmatig heeft gehandeld jegens SPHA, en uit dien hoofde met Gedaagde X hoofdelijk aansprakelijk is voor de door SPHA geleden schade.
3.6
Tegen de hiervoor geschetste achtergrond heeft SPHA echter niet gesteld welke van bedoelde 34 cheques precies ten tijde van het huwelijk en welke precies in de daarna gelegen periode door Gedaagde Y zijn geïnd, welk nalaten voor rekening en risico komt en blijft van SPHA. In dat verband heeft Gedaagde Y bij dupliek gesteld en/of erkend dat hij twee cheques - te weten cheque nummer [nummer] en cheque nummer [nummer], tezamen goed voor Afl. 14.460,90 - na de beëindiging van het huwelijk heeft geïnd. Gedaagde Y zal uit dien hoofde naast Gedaagde X ook worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag ten titel van schadevergoeding uit onrechtmatige daad. De verzochte matiging of vermindering van dat te vergoeden bedrag wordt afgewezen, voor de motivering waarvan wordt verwezen naar het slot van rechtsoverweging 3.4.
3.7
De slotsom tot zover wat betreft Gedaagde Y luidt dat hij naast Gedaagde X hoofdelijk zal worden veroordeeld om aan SPHA ten titel van schadevergoeding te betalen (323.738,57 + 14.460,90 =) Afl. 338.199,47. Het meerdere van het door SPHA jegens Gedaagde Y gevorderde zal worden afgewezen, omdat het Gerecht geen grond ziet voor toewijzing daarvan. Met name mist de impliciete stelling van SPHA, dat Gedaagde Y ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van SPHA met gelden afkomstig van de in de periode na het huwelijk geëinde cheques, voldoende feitelijke onderbouwing. Verificatoir gesteld noch is gebleken immers dat die gelden het vermogen van Gedaagde Y hebben doen toenemen.
3.8
De deelvordering van SPHA ter zake van wettelijke rente en de ingangsdatum daarvan zal, als zijnde onbestreden, worden toegewezen als na te melden. Toewijzing van de gevorderde wettelijke rente staat aan toewijzing van de overigens niet of onvoldoende onderbouwde vordering van SPHA onder b. in de weg. Gesteld noch gebleken is in dit verband met name wat voor rente(percentage) SPHA precies voor ogen heeft. De vordering onder b. zal worden afgewezen.
3.9.1
In de omstandigheid dat SPHA en Gedaagde Y over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, ziet het Gerecht grond om de proceskosten tussen die partijen te compenseren aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt, behoudens die van de ten laste van Gedaagde Y gelegde bij partijen genoegzaam bekende conservatoire beslagen, die naar het oordeel van het Gerecht niet ten onrechte zijn gelegd. Gedaagde Y zal worden veroordeeld tot vergoeding van die kosten gevallen aan de zijde van SPHA, tot aan deze uitspraak begroot op (308,65 + 308,65 + 261,-- + 261,-- + 261,-- + 261,-- + 402,65 =) Afl. 2.063,95 aan verschotten.
3.9.2
Gedaagde X zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van SPHA waaronder begrepen die van de bij partijen genoegzaam bekende ten laste van Gedaagde X gelegde conservatoire. Tot aan deze uitspraak worden bedoelde kosten begroot op (7.500,-- + 194,-- + 308,65 + 308,65 +
261,-- + 261,-- + 261,-- + 261,-- + 287,75 + 187,90 =) Afl. 9.636,55 aan verschotten en Afl. 14.700,-- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten van liquidatietarief 10, ad Afl. 4.900,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt Gedaagde X en Gedaagde Y hoofdelijk - des dat hetgeen de één heeft betaald de ander bevrijdt - tot betaling aan SPHA van Afl. 338.199,47, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 4 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt Gedaagde X tot betaling aan SPHA van (1.140.238,07 minus 338.199,47 =)
Afl. 802.038,60, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 4 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt Gedaagde X in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van SPHA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 9.636,55 aan verschotten en Afl. 14.700,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-veroordeelt Gedaagde Y in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van SPHA ter zake van de ten laste van Gedaagde Y gelegde conservatoire beslagen, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.063,95 en compenseert de overige proceskosten tussen Gedaagde Y en SPHA aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
-verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur rechter in dit gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 april 2016 in aanwezigheid van de griffier.