ECLI:NL:OGEAA:2016:282

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
2 mei 2016
Zaaknummer
BB 1808 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake overeenkomst van geldlening tussen internist en haar voormalige vriend

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een verzetprocedure van Opposante tegen een bevel tot betaling dat op 7 mei 2014 is gegeven. Opposante, een internist, heeft verzocht om het bevel te vernietigen en de vordering van Geopponeerde, haar voormalige vriend, af te wijzen. Opposante stelt dat zij nooit geld heeft geleend van Geopponeerde en dat zij nooit door hem is aangesproken op een lening. Geopponeerde heeft echter verschillende bedragen opgevoerd die hij aan Opposante zou hebben geleend, en de zaak is terugverwezen naar het gerecht voor verdere beoordeling.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Opposante en Geopponeerde hadden in 2008 een korte vriendschappelijke relatie. Geopponeerde stelt dat hij in totaal Afl. 9.277,00 aan Opposante heeft geleend, maar het gerecht heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling dat er een overeenkomst van geldlening is gesloten. Het gerecht heeft de verschillende bedragen die Geopponeerde heeft opgevoerd, afzonderlijk beoordeeld. Voor de bedragen van Afl. 2.000,00, Afl. 150,00, Afl. 800,00 en Afl. 1.327,00 heeft het gerecht geconcludeerd dat er geen overeenstemming was over de essentialia van een overeenkomst van geldlening.

Voor het bedrag van Afl. 5.000,00 heeft Geopponeerde echter voldoende feiten gesteld die door Opposante worden betwist. Het gerecht heeft Geopponeerde in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van zijn stelling dat hij dit bedrag aan Opposante heeft geleend en dat er een terugbetalingsafspraak was gemaakt. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 11 mei 2016.

Uitspraak

Vonnis van 13 april 2016
Behorend bij BB 1808 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de verzetzaak van:
Opposante,
wonende te Aruba,
opposante, hierna ook te noemen: Opposante,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C. Lopez Paz,
tegen:
Geoppeneerde,
wonende te Aruba,
geopponeerde, hierna ook te noemen: Geoppeneerde,
procederend in persoon

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het gerecht heeft kennis genomen van:
- het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curacao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna het Hof) d.d. 23 februari 2016;
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Opposante is internist en Geopponeerde is korte tijd bij haar in behandeling geweest.
2.2
Partijen hebben in 2008 kortstondig een vriendschappelijke relatie met elkaar gehad.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Opposante verzoekt in verzet het bevel tot betaling van 7 mei 2014 te vernietigen en de vordering van Geopponeerde alsnog af te wijzen.
3.3
Aan dit verzoek legt Opposante het volgende - samengevat - ten grondslag.
Opposante heeft nimmer geld geleend van Geopponeerde. Zij is ook nimmer door hem hierop aangesproken. De sommatiebrieven heeft Opposante nimmer ontvangen. Integendeel, het was Geopponeerde die misbruik heeft gemaakt van de vriendschap.
3.4
Geopponeerde voert gemotiveerd verweer, dat, indien nodig, bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE VERDERE BEOORDELING

4.1
Bij vonnis d.d. 23 februari 2016 heeft het Hof het vonnis d.d. 8 april 2015
van het gerecht in eerste aanleg Aruba, waarbij Opposante niet ontvankelijk is verklaard vernietigd en de zaak terug verwezen ter verdere afdoening. De zaak zal dan ook nu inhoudelijk worden beoordeeld.
4.2
Artikel 118 Rv indachtig wordt als eerste de vraag beantwoordt of de vordering van Geopponeerde niet is verjaard. Verjaring is niet aan de orde indien de brieven van 11 december 2008,16 april 2009, 14 augustus 2012 door Opposante zijn ontvangen en dientengevolge als stuitingshandelingen aangemerkt kunnen worden.
4.3
Geopponeerde stelt hij deze brieven per aangetekende post heeft verstuurd. Ter onderbouwing hiervan heeft Geopponeerde stukken overgelegd waaruit op te maken valt dat de aangetekende brief van 16 april 2009 op 21 april 2009 is opgehaald door – zoals Geopponeerde onweersproken heeft gesteld - de neef van Opposante. De brief van 14 augustus 2012 is op 21 september 2012 eveneens opgehaald door haar neef van Opposante.
4.4
Hoewel Opposante betwist dat zij deze brieven heeft ontvangen, acht het gerecht dit verweer niet aannemelijk. Immers, het bewijs van de aangetekende zending zal zij aan haar neef moeten hebben gegeven, zodat hij deze kon ophalen. Ook zal zij haar neef gemachtigd moeten hebben, om de aangetekende brieven op te halen. Nu de neef de brieven daadwerkelijk heeft opgehaald wordt aangenomen dat hij ze aan Opposante heeft overhandigd. Of Opposante kennis heeft genomen van de inhoud van de aangetekende brieven is onbekend, doch dit blijft voor haar rekening en risico. De verjaring is aldus tijdig gestuit. Dit heeft tot gevolg dat het geschil inhoudelijk beoordeeld dient te worden.
4.5
Aan de orde is de vraag of Opposante van Geopponeerde in totaal een bedrag van
Afl. 9.277,00 heeft geleend.
4.6
Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht volgt dat zij in 2008 gedurende een korte periode een vriendschappelijke en/of affectieve relatie met elkaar hebben gehad. In deze periode brachten zij tijd samen door, gingen zij samen (uit)eten en ondernamen zij samen activiteiten. In het licht hiervan is het gebruikelijk dat partijen over en weer voor elkaar betalingen verrichten.
4.7
Voor het bestaan van een overeenkomst van geldlening is evenwel vereist dat partijen overeenstemming hebben over de
essentialiahiervan. Tot de essentialia van een overeenkomst van geldlening behoren de hoogte van het geleende bedrag, de termijn waarbinnen en de wijze waarop (ineens of in termijnen) terugbetaling dient plaats te vinden en of rente verschuldigd is. Nu Geopponeerde stelt dat hij verschillende bedragen aan Opposante heeft geleend, zal per terug gevorderd bedrag beoordeeld dienen te worden of er telkens een overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen. Hiertoe moet onderzocht worden wat partijen per keer concreet hebben afgesproken. In het onderstaande worden derhalve de verschillende pretense geldleningen beoordeeld.
4.8
Het bedrag ad AWG 2.000,00.
4.8.1
Volgens Geopponeerde heeft Opposante aan hem omstreeks 13 augustus 2008 verzocht of hij haar Afl. 2.000,00 kon lenen om de telefoonrekening van juli 2008 te betalen. Geopponeerde omschrijft gedetailleerd hoe Opposante hem verzocht heeft om haar dit bedrag te lenen alsmede dat zij verklaarde: ‘Ik ben een dokter en een dokter kan het niet maken om geleend geld niet terug te betalen. Ik heb het nu financieel moeilijk, maar ik zal je je geld terug betalen’. Volgens Geopponeerde zijn hij en Opposante dezelfde middag naar Setar gegaan en daar leende Geopponeerde Opposante het bedrag ad Afl. 2.000,00. Volgens Geopponeerde ligt het bewijs van deze ‘lening’ bij deurwaarder [deurwaarder] en mr. M. Croes. Bij conclusie van antwoord heeft Geopponeerde voorts een overzicht overgelegd van facturen van Setar op naam van Opposante. Hieruit blijkt onder meer dat Opposante op 15 augustus 2008 een bedrag ad Afl. 1.404,03 cash heeft betaald.
4.8.2
Uit het gepresenteerde feitencomplex en de overgelegde stukken volgt naar het oordeel van het gerecht niet dan wel onvoldoende dat partijen een overeenkomst van geldlening hebben gesloten. De enige conclusie op basis van de overgelegde stukken is dat de telefoonrekening van Opposante op 15 augustus 2008 contant is betaald. Hoewel niet uit te sluiten is dat Geopponeerde Opposante hiervoor geld heeft gegeven, is onduidelijk wat partijen concreet hebben afgesproken over de wijze en de termijn van terugbetaling. Geopponeerde heeft hiertoe geen feiten gesteld die - bij gemotiveerde betwisting - te bewijzen op te dragen zijn. Aldus kan niet worden vastgesteld dat partijen ten aanzien van dit bedrag overeenstemming hadden over de essentialia van een overeenkomst van geldlening. Voor zo ver er al sprake zou zijn van een geldlening is niet komen vast te staan dat dit bedrag ineens en volledig opeisbaar is. Dit bedrag wordt derhalve afgewezen.
4.9
De bedragen Afl. 150,00 en Afl. 800,00
4.9.1
Geopponeerde stelt dat hij deze bedragen aan een neef (en partner) van Opposante heeft geleend omdat zij telkens om geld vroegen. Ook stelt Geopponeerde dat Opposante hiervoor garant stond. Deze stelling impliceert dat tussen Geopponeerde en de neef (en zijn partner) telkens een overeenkomst van geldlening tot stand zou zijn gekomen en dat Opposante voor nakoming hiervan door haar neef (en/of partner) garant zou hebben gestaan. Het gerecht begrijpt de stelling van Geopponeerde derhalve aldus dat de pretense garantstelling door Opposante de grondslag van dit deel van de vordering is.
4.9.2
Het gerecht overweegt als volgt.
Het lag op de weg van Geopponeerde om
feitente stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat hij geld
geleendheeft aan de neef (en partner) alsmede de voorwaarden waaronder hij deze overeenkomst is aangegaan. Geopponeerde heeft ten aanzien van de overeenkomsten van geldlening echter geen enkel feit gesteld, zodat de vraag of Opposante gehouden is haar (pretense) garantstelling na te komen geen beantwoording behoeft. Dit deel van de vordering wordt om deze reden eveneens afgewezen.
4.1
Het bedrag ad Afl. 1.327,00
4.10.1
Geopponeerde stelt dat hij dit bedrag aan Opposante heeft geleend zodat zij haar telefoonrekening over de maand augustus 2008 kon betalen. Geopponeerde verwijst ter onderbouwing wederom naar bijlage G bij zijn conclusie van antwoord, waaruit zou blijken dat hij bij Setar te Seroe Blanco contante bedragen voor Opposante zou hebben betaald. Zonder nadere toelichting, die evenwel ontbreekt, vermag het gerecht niet in te zien waar het bedrag ad Afl. 1.327,00 op is gebaseerd. Het overzicht van Setar laat verschillende bedragen zien op naam van Opposante, maar het bedrag ad Afl. 1.327,00 komt hierin niet voor. Voorts geldt ook hier dat het op de weg van Geopponeerde lag om feiten die stellen die - mist juist – kunnen leiden tot de conclusie dat partijen een overeenkomst van geldlening hebben gesloten en dat het ‘geleende’ bedrag ineens opeisbaar is. Ook dit deel van de vordering wordt afgewezen.
4.11
Het bedrag ad Afl. 5.000,00
4.11.1
Ter onderbouwing van dit bedrag stelt Geopponeerde dat Opposante op een ochtend om 05.00 uur uit Libanon werd gebeld door een ex-zakenpartner van wie Opposante Afl. 5.000,00 had geleend. Ook zou Aruba Bank gebeld hebben met de mededeling dat Opposante 3 maanden achterstallig was met de aflossing van de lening van haar pick-up. De bank dreigde - aldus Geopponeerde - met inbeslagname van de auto. Volgens Geopponeerde heeft Opposante hem op een zekere dag opgebeld met het verzoek of zij Afl. 5.000,00 van hem zou kunnen lenen. Geopponeerde heeft dit verzoek ingewilligd en haar dit bedrag geleend, onder de voorwaarde dat zij het uiterlijk eind januari 2009 terug zou betalen. Geopponeerde stelt tot slot dat hij Opposante een dag later naar de CMB bank op de luchthaven bracht, haar daar Afl. 5.000,00 leende welk bedrag Opposante direct over maakte aan […] in Libanon.
4.11.2
Opposante betwist een bedrag van Afl. 5.000,00 geleend te hebben en ontkent dat partijen een afspraak hebben gemaakt over de terugbetaling hiervan.
4.11.3
Nu Geopponeerde ten aanzien van de essentiala van een overeenkomst van geldlening (net) voldoende feiten heeft gesteld (te weten: het bedrag en de termijn waarbinnen terug betaald dient te worden), die door Opposante worden betwist en op Geopponeerde de bewijslast rust, wordt hij toegelaten bewijs van deze stelling bij te brengen. De zaak wordt naar de rol verwezen voor akte uitlating bewijsopdracht aan de zijde van Geopponeerde. Geopponeerde zal zich dienen uit te laten over de vraag of hij bewijs wenst bij te brengen en zo ja op welke wijze. Indien hij getuigen wenst te horen zal hij de namen van de getuigen dienen te vermelden in deze akte en ieders verhinderdata.
4.11.4
Indien Geopponeerde slaagt in dit bewijs, zal het bedrag ad Afl. 5.000,00 worden toegewezen. Immers, vast staat dan dat dit bedrag geleend is en dat Opposante in verzuim is, nu de fatale termijn (eind januari 2009) ruimschoots verstreken is.
Bovendien is Opposante herhaaldelijk in gebreke gesteld en ook die termijnen zijn verstreken. Indien Geopponeerde niet slaagt in het bewijs zal de vordering worden afgewezen. Geopponeerde dient er dan rekening mee te houden dat hij in de proceskosten zal worden veroordeeld, waaronder die van de eventuele getuigen.
4.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
stelt Geopponeerde in de gelegenheid om bewijs bij te brengen van zijn stelling dat hij in oktober 2008 een bedrag ad Afl. 5.000,00 aan Opposante heeft geleend en dat met haar is overeengekomen dat zij dit bedrag voor eind januari 2009 zou terug betalen;
5.2
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 11 mei 2016 voor akte uitlating bewijsopdracht aan de zijde van Geopponeerde;
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.