Uitspraak
[EENMANSZAAK],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker [X] een verzoek ingediend tegen verweerster [Y] met betrekking tot de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen hen. De procedure begon met een verzoekschrift, gevolgd door een verweerschrift en een mondelinge behandeling op 26 januari 2016. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht via hun gemachtigden, waarbij verzoeker [X] een pleitnota heeft overgelegd.
Verzoeker [X] stelt dat er een arbeidsovereenkomst bestaat en vordert onder andere betaling van achterstallig loon en wedertewerkstelling. Verweerster [Y] betwist dit en concludeert dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Het Gerecht concludeert dat er geen bewijs is dat verzoeker [X] onder een arbeidsovereenkomst voor verweerster [Y] heeft gewerkt. De vereiste gezagsverhouding, die essentieel is voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst, is niet aangetoond.
Het Gerecht wijst de vorderingen van verzoeker af, inclusief de verzoeken om betaling van loon en wedertewerkstelling. Tevens wordt verzoeker veroordeeld in de proceskosten van verweerster. De beschikking is op 3 mei 2016 uitgesproken door rechter A.H.M. van de Leur, en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.