ECLI:NL:OGEAA:2016:303

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 mei 2016
Publicatiedatum
9 mei 2016
Zaaknummer
E.J. no. 2344 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsovereenkomst en loonvordering tussen werknemer en eenmanszaak

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] en [Y], waarbij [X] verzocht om doorbetaling van zijn loon vanaf 25 juni 2015 tot aan de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [X] stelde dat hij sinds 25 juni 2012 in loondienst werkte voor [Y] en dat hij recht had op achterstallig loon, wettelijke verhogingen en rente. [Y] voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen van [X]. Tijdens de zitting op 26 januari 2016 zijn beide partijen verschenen, en hebben zij hun standpunten toegelicht.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat er een arbeidsovereenkomst bestond tussen [X] en [Y] en dat [Y] [X] op non-actief heeft gesteld zonder de vereiste toestemming van de Directie Arbeid. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag van [X] nietig was, omdat het zonder de benodigde toestemming was gegeven. De loonvordering van [X] werd toegewezen, met uitzondering van de periode waarin hij tijdelijk ander werk had gevonden. De vorderingen met betrekking tot wettelijke verhogingen en rente werden eveneens toegewezen, maar de vorderingen voor de gewerkte vrije zondagen, feestdagen en overuren werden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Het Gerecht heeft [Y] veroordeeld in de proceskosten van [X]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om de juiste procedures te volgen bij beëindiging van arbeidsovereenkomsten en de rechten van werknemers op doorbetaling van loon.

Uitspraak

Beschikking van 3 mei 2016
Behorend bij E.J. no. 2344 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[X],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [X],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
[Y],
h.o.d.n.
[EENMANSZAAK],
wonende in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: [Y],
tot en met indiening van het verweerschrift procederende in persoon, daarna bij haar gemachtigde de advocaat mr. E.E. Rosenstand.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 26 januari 2016.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [X] samen met zijn gemachtigde en dat [Y] bij haar gemachtigde ter zitting zijn verschenen. Partijen hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden over en weer het woord gevoerd, [X] onder overlegging van een pleitnota voorzien van toegelaten producties.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
X] verzoekt het Gerecht om - zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. [Y] veroordeelt om tegen kwijting aan [X] (door) te betalen zijn loon gerekend vanaf 25 juni 2015 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
b. [Y] veroordeelt om aan [X] te betalen het verschil tussen het aan hem uitbetaalde loon (100%) en het wettelijk aan hem uit te betalen loon (200%) voor de op sinds 25 juni 2012 door [X] gewerkte wettelijk verplichte vrije zondagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
c. [Y] veroordeelt om aan [X] te betalen het verschil tussen het aan hem uitbetaalde loon (100%) en het wettelijk aan hem uit te betalen loon (200%) voor de op sinds 25 juni 2012 door [X] gewerkte wettelijke feestdagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
d. [Y] veroordeelt om aan [X] te betalen de door hem sinds 25 juni 2012 gewerkte overuren, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
e. te dezen enige ander juist voorkomende beslissing neemt;
f. [Y] veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
Y] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [X] verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Voor de beantwoording van de vraag of er - zoals [X], door [Y] bestreden, stelt - tussen partijen sinds 25 juni 2012 een arbeidsovereenkomst bestaat krachtens welke [X] zes dagen per week in loondienst werkt voor [Y] laatstelijk tegen een salaris van Afl. 13,-- netto per uur wordt het volgende overwogen. Dienaangaande heeft [X] ter zitting met verklaringen van [A], [B]en [C] onderbouwd (impliciet) nader gesteld dat hij vanaf juni 2012 werkzaam was voor [Eenmanszaak], en dat 6 dagen in de week vanaf telkens 18:00 uur tot diep in de nacht (tot 03.00 of 04.00 uur of nog later). [Y] heeft de betrouwbaarheid van voormelde verklaringen niet bestreden en evenmin heeft zij (de juistheid van) voormelde stelling niet nader bestreden. Vooralsnog daargelaten of vanaf 25 juni 2012 [X] vrijwel dagelijks voor [Y] heeft gewerkt (waarover hierna meer), staat in elk geval vast dat hij vanaf die datum vrijwel dagelijks voor de eenmanszaak handelend onder de naam [Eenmanszaak] heeft gewerkt.
3.2
In het licht van vorenstaande en in dat van het dienaangaande door [Y] bij verweerschrift opgeworpen verweer heeft [X] ter zitting nader gesteld dat hij (1) moest werken op de door [Eenmanszaak] gestelde uren, (2) de door [Eenmanszaak] gegeven opdrachten moest opvolgen en (3) alleen vrij mocht nemen met toestemming van [Eenmanszaak]. [Y] heeft (de juistheid van) die stelling niet nader bestreden, als gevolg waarvan die vast komt te staan. Uit die vaststaande stelling volgt dat sprake is van een voor een arbeidsovereenkomst vereiste gezagsverhouding.
3.3
Nu [Y] zelf heeft verklaard dat zij [X] betaalde voor de door hem gewerkte uren, heeft te gelden dat is voldaan aan alle vereisten voor - en dat komt vast te staan - het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen [X] en [Eenmanszaak] sinds 25 juni 2012. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
3.4
Tegen voormelde achtergrond heeft [X] niet of onvoldoende (nader) bestreden gesteld dat (1) hij laatstelijk bij [Eenmanszaak] een uurloon verdiende van Afl. 13,-- netto, (2) hij op 25 juni 2015 door [Y] op non-actief is gesteld (het Gerecht begrijpt zonder doorbetaling van loon) en (3) dat hij vervolgens op 6 augustus 2015 door [Y] is ontslagen zonder de daartoe vereiste toestemming van de Directie Arbeid. Ook die stellingen komen vast te staan. Vast staat verder dat [X] bij een aan [Y] gerichte brief van 22 september 2015 (op impliciete wijze) de nietigheid van dat ontslag heeft ingeroepen. Bij dit alles wordt nog het volgende overwogen. [Y] heeft impliciet gesteld dat partijen op 6 augustus 2015 met wederzijds goedvinden uit elkaar zijn gegaan. Die stelling heeft [X] betwist, en staat daarom niet vast. Bedoelde stelling komt in dit geschil ook niet vast te staan, omdat [Y] geen levering van (getuigen)bewijs heeft aangeboden.
3.5
Naar het oordeel van het Gerecht heeft [X] op goede grond de nietigheid van het aan hem gegeven ontslag ingeroepen, nu vast staat dat het is gegeven zonder de daartoe vereiste toestemming van de Directie Arbeid en niet is gesteld of gebleken dat [X] omwille van een dringende reden (op staande voet) is ontslagen. Dat brengt met zich dat de arbeidsovereenkomst van [X] met [Eenmanszaak] (lees hier tevens [Y] vanaf in elk geval 8 mei 2013, die naar eigen zeggen in elk met ingang van die datum is gestart met haar eenmanszaak [Eenmanszaak] na overname daarvan van een zekere Pourier) nog steeds bestaat. Dat brengt met zich dat de loonvordering van [X] (de vordering onder a.) zal worden toegewezen, met inachtneming van het navolgende. De stelling van [Y], dat enige aanspraak van [X] op [Y] ter zake van doorbetaling van loon vervalt vanaf het moment dat [X] een vergunning heeft verkregen om te mogen werken voor een andere werkgever, is niet juist.
3.6
Ter zitting heeft [X] verklaard dat hij sinds 24 december 2015 tijdelijk ander werk heeft gevonden bij [Z] N.V. (naar het Gerecht begrijpt in het kader van de op [X] rustende verplichting tot beperking van zijn schade), waarmee hij aanzienlijk minder verdiend dan bij [Y]. [X] heeft echter niet inzichtelijk gemaakt hoeveel minder hij precies verdiend bij zijn tijdelijke werkgever ten opzichte van hetgeen hij bij [Y] verdient. Die onduidelijkheid komt en blijft voor risico en rekening van [X], en brengt met zich dat het Gerecht de loonvordering van [X] zal beperken in tijd als na te melden.
3.7
De vordering ter zake van de wettelijke verhoging en wettelijke rente over achterstallig loon zal, als zijnde onbestreden, worden toegewezen, met dien verstande dat het Gerecht in de omstandigheid dat naast de wettelijke verhoging ook wettelijke rente zal worden toegewezen ambts- en billijkheidshalve aanleiding ziet om de wettelijke verhoging gematigd vast te stellen op telkens maximaal 15%.
3.8
Het antwoord op de vraag of [X] ook voor 8 mei 2013 in loondienst van [Y] werkzaam was kan om het volgende in het midden blijven. De vorderingen onder b., c. en d. zullen worden afgewezen, omdat die door [Y] bestreden vorderingen voldoende heldere grondslag missen. Het had hier mede in het kader van de ook op [X] rustende stelplicht op zijn weg gelegen om met bedragen onderbouwd aan te geven hoeveel wettelijk verplichte vrije zondagen hij precies heeft gewerkt. Hetzelfde geldt voor wettelijke feestdagen en overuren, waarvan [X] (verdere) betaling vordert. Daar komt het volgende nog bij.
3.9
Uit de stellingen van [Y] volgt dat zij het merkwaardig of opmerkelijk vindt dat [X] eerst bij brief van 22 september 2015 aanspraak maakt op (verdere) betaling van beweerdelijk gewerkte wettelijk verplichte zondagen, wettelijke feestdagen en overuren. In dat standpunt ligt een beroep op rechtsverwerking besloten. Dat beroept slaagt naar het oordeel van het Gerecht in elk geval met betrekking tot beweerdelijke voor 2015 door [X] gewerkte wettelijk verplichte zondagen, wettelijke feestdagen en overuren. Naar het oordeel van het Gerecht geldt in het algemeen dat een werknemer die meent dat de uitbetaling van zijn loon niet in orde is zo spoedig als mogelijk doch in elk geval binnen zes maanden melding daarvan moet maken bij zijn werkgever. Dit klemt temeer in geval van een werknemer als [X], die gedurende zijn (naar zijn eigen zeggen driejarig durend) dienstverband met [Eenmanszaak] nog nooit heeft geklaagd over uitgebleven (verdere) loonbetalingen terwijl hij tot aan zijn ontslag vrijwel dagelijks op de werkvloer is verschenen en daarom alle kans en gelegenheid had om zijn werkgever over de gestelde gebreken aan te spreken. Gesteld noch gebleken is in ieder geval dat dit niet mogelijk was. Bij dit alles komt dat niet is gesteld door [X] dat hij in verleden wel door [Eenmanszaak] of door [Y] naar behoren is betaald voor door hem gewerkte wettelijk verplichte zondagen, wettelijke feestdagen en overuren. Al deze hier geschetste omstandigheden brengen mee dat [X] bij [Y] het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat [X] zijn aanspraak op (verdere) betaling van beweerdelijke door hem in de voor 2015 gelegen periode gewerkte wettelijk verplichte zondagen, wettelijke feestdagen en overuren niet meer geldend zou maken.
3.1
De vordering onder e. zal, als zijnde vaag en te onbepaald, eveneens worden afgewezen.
3.11 [
Y] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [X], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten en Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 900,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-veroordeelt [Y] om tegen kwijting aan [X] (door) te betalen zijn loon gerekend vanaf 25 juni 2015 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd met dien verstande dat [Y] geen loon hoeft te betalen aan [X] over de periode gerekend vanaf 24 december 2015 tot en met 3 mei 2016 en voorts geen loon hoeft te betalen aan [X] over de periode gerekend vanaf 4 mei 2016 tot en met de dag dat [X] in loondienst werkzaam is bij [Z] N.V., achterstallig loon te vermeerderen met de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 15% en met wettelijke rente;
-veroordeelt [Y] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [X], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten en Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders door [X] verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 3 mei 2016.