Uitspraak
[EENMANSZAAK],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] en [Y], waarbij [X] verzocht om doorbetaling van zijn loon vanaf 25 juni 2015 tot aan de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [X] stelde dat hij sinds 25 juni 2012 in loondienst werkte voor [Y] en dat hij recht had op achterstallig loon, wettelijke verhogingen en rente. [Y] voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen van [X]. Tijdens de zitting op 26 januari 2016 zijn beide partijen verschenen, en hebben zij hun standpunten toegelicht.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat er een arbeidsovereenkomst bestond tussen [X] en [Y] en dat [Y] [X] op non-actief heeft gesteld zonder de vereiste toestemming van de Directie Arbeid. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag van [X] nietig was, omdat het zonder de benodigde toestemming was gegeven. De loonvordering van [X] werd toegewezen, met uitzondering van de periode waarin hij tijdelijk ander werk had gevonden. De vorderingen met betrekking tot wettelijke verhogingen en rente werden eveneens toegewezen, maar de vorderingen voor de gewerkte vrije zondagen, feestdagen en overuren werden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.
Het Gerecht heeft [Y] veroordeeld in de proceskosten van [X]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om de juiste procedures te volgen bij beëindiging van arbeidsovereenkomsten en de rechten van werknemers op doorbetaling van loon.