Uitspraak
Ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap, Dienst uitvoering onderwijs,
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
3.DE VORDERING EN HET VERWEER
4.DE BEOORDELING
5.DE UITSPRAAK
;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in persoon procedeerde. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift dat op 12 augustus 2015 werd ingediend, gevolgd door een conclusie van antwoord op 21 oktober 2015 en een conclusie van repliek op 27 januari 2016. De gedaagde heeft geen conclusie van dupliek ingediend en heeft de vordering van DUO niet betwist.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de gedaagde had studiefinanciering ontvangen en een OV-kaart, maar deze financiering verviel per 1 september 2008. De gedaagde was verplicht om zijn studieschuld af te betalen en de OV-kaart in te leveren. Ondanks meerdere aanmaningen heeft de gedaagde de openstaande bedragen voor de jaartermijn van 2012 en de maandtermijnen van januari tot en met juni 2013 niet voldaan. DUO vorderde een totaalbedrag van € 8.140,84, bestaande uit de hoofdsom, incassokosten en rente.
In de beoordeling heeft DUO toegelicht dat de gedaagde niet tijdig de benodigde bewijsstukken voor een draagkrachtmeting heeft ingediend, wat leidde tot de beslissing van DUO om het verzoek niet meer in behandeling te nemen. De rechter oordeelde dat de gedaagde niet had gedupliceerd, waardoor de vordering van DUO als juist werd aangenomen. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis werd uitgesproken op 11 mei 2016.