In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de eiser, FUNDACION CAS PA COMUNIDAD ARUBANO (FCCA), een vordering ingediend tegen de gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 september 2015 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge reactie van de gedaagde op 7 oktober 2015 en een conclusie van repliek van FCCA op 25 november 2015. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor vonnis, dat op 11 mei 2016 werd uitgesproken.
De kern van de zaak betreft een huurovereenkomst tussen FCCA en de gedaagde, waarbij de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van de huur. FCCA vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde pand, alsook betaling van achterstallige huur. De gedaagde erkende een huurachterstand, maar betwistte het gevorderde bedrag, stellende dat haar maandelijkse huur lager was door huursubsidie.
De rechter oordeelde dat de vorderingen van FCCA, die niet betwist waren, toegewezen moesten worden. De rechter ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde de gedaagde om het gehuurde binnen een maand te ontruimen, alsook om achterstallige huur te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door mr. P.W. van Schendel op 11 mei 2016.