ECLI:NL:OGEAA:2016:326

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 mei 2016
Publicatiedatum
18 mei 2016
Zaaknummer
A.R. nr. 2748 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake bevoegdheid parkeerwachters en terugbetaling boete door Aruparking aan Boulevard Hotel N.V.

In deze civiele zaak vordert Boulevard Hotel N.V. dat het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba verklaart dat de parkeerwachters van Aruparking niet bevoegd zijn om handhavend op te treden tegen voertuigen die op een specifieke locatie in Oranjestad geparkeerd staan. Daarnaast vordert Boulevard de terugbetaling van Afl. 200,-- aan door haar betaalde boete en kosten voor het wegslepen van haar auto. Het Gerecht concludeert voorlopig dat er voor Boulevard een andere rechtsgang openstaat, namelijk de bestuursrechtelijke procedure op basis van de Landsverordening administratieve rechtspraak. Dit aspect is tot nu toe niet door partijen besproken, wat het Gerecht aanleiding geeft om een comparitie van partijen te gelasten. Tijdens deze comparitie kunnen partijen hun standpunten verder toelichten en verduidelijken. Het Gerecht wijst erop dat partijen deugdelijk vertegenwoordigd moeten zijn en dat er consequenties verbonden zijn aan het niet verschijnen. De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 11 mei 2016, met een vervolgdatum voor de comparitie op 27 mei 2016.

Uitspraak

Vonnis van 11 mei 2016
Behorend bij A.R. nr. 2748 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BOULEVARD HOTEL N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Boulevard,
gemachtigde: de advocaat mr. P.R.C. Brown,
tegen:
de naamloze vennootschap,
COMPANIA ARUBANO DI PARKEER N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Aruparking,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure, waarin geen gelegenheid wordt geboden voor re- en dupliek, blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Boulevard vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis kosten rechtens:
a. voor recht verklaart dat de parkeerwachters van Aruparking onbevoegd zijn om handhavend op te treden tegen voertuigen die in Aruba te Oranjestad aan de oostelijke kant van het Lagoen en ten westen van de Maria Christinastraat op twee meter afstand van de rijbaan geparkeerd staan;
b. Aruparking veroordeelt om aan Boulevard (terug) te betalen Afl. 200,-- aan door Boulevard aan Aruparking betaalde boete en wegsleepkosten.
2.2
Boulevard voert verweer en concludeert dat Aruparking niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
2.3
Voorzover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Wat betreft de vraag of Boulevard al dan niet ontvankelijk is in het door haar verzochte wordt het volgende overwogen. Ingevolge het eerste lid van artikel 2 van de Landverordening parkeerzones (hierna: de Lvp) in verbinding met het eerste lid van artikel 1 van die verordening in samenhang gelezen met het eerste lid van artikel 1 van het Landbesluit verkeersregels worden delen van het grondgebied van Aruba aangewezen als parkeerzones, waarbinnen voor het parkeren van onder meer auto’s gedurende de dienaangaande vastgestelde dagen en uren parkeergeld verschuldigd is. Ingevolge het eerste lid sub a van artikel 1 van het Landsbesluit parkeerzones is als parkeerzone aangewezen Parkeerzone A in het centrum van Oranjestad, zijnde het gebied aangeduid in bijlage I bij dat Landsbesluit. Ingevolge het eerste lid sub a van artikel 10 van de Lvp is het onder meer verboden om in een parkeerzone een motorvoertuig zodanig te parkeren of geparkeerd te houden dat enig deel van dat voertuig zich buiten een parkeerplaats bevindt dan wel uitsteekt. Ingevolge het eerste lid van artikel 1 van de Lvp heeft als parkeerplaats in de zin van die verordening te gelden een vak gelegen op de openbare weg, openstaande terreinen of weggedeelten, bestemd voor het parkeren, waaronder begrepen de in de weg gelegen parkeerstroken, parkeerplaatsen of andere parkeergelegenheden, waar parkeren niet ingevolge een wettelijk voorschrift verboden is.
3.2
Tegen voormelde achtergrond is niet in geschil tussen partijen dat in dienst van Aruparking zijnde parkeerwachters krachtens daartoe gegeven wetgeving bevoegd zijn om handhavend op te treden ter zake van onder meer auto’s die fout geparkeerd staan in de zin van het hiervoor vermelde eerste lid sub a van artikel 10 van de Lvp. Gebleken is in dat verband dat de litigieuze aan Boulevard toebehorende auto (hierna: de auto) geparkeerd stond in de bij het eerste lid sub a van artikel 1 van het Landsbesluit parkeerzones aangewezen Parkeerzone A, zijnde een parkeerzone in de zin van eerste lid sub a van artikel 10 van de Lvp. Vast staat verder dat de auto binnen die parkeerzone (waar dus alleen gedurende de dienaangaande vastgestelde dagen en uren tegen betaling mag worden geparkeerd) stond geparkeerd geheel buiten een in het eerste lid van artikel 1 van de Lvp omschreven parkeervak of -plaats.
3.3
In het licht van al het vorenstaande gaat het Gerecht er voorlopig van uit dat de parkeerwachters van Aruparking met betrekking tot de in bedoelde parkeerzone geheel buiten een hiervoor omschreven parkeerplaats geparkeerde auto handhavend hebben opgetreden krachtens de Lvp in verbinding met de Wegsleepregeling parkeerzones (AB 2015 no. 43), door al dan niet onder aanvankelijke oplegging van een wielklem (in de zin van artikel 13 van de Lvp) de auto weg te (doen) slepen naar een bewaarplaats in die zin van voormelde Wegsleepregeling. Dat optreden heeft uiteindelijk geleid tot afgifte of uitreiking aan Boulevard van het als productie 3 bij het verzoekschrift overgelegde stuk.
3.4
Dat stuk (hierna: het document) heeft naar het voorlopig oordeel van het Gerecht te gelden als een beschikking in de zin van het eerste lid van artikel 2 van de Landsverordening administratieve rechtspraak. Het betreft immers schriftelijk stuk met daarin neergelegd een op rechtsgevolg gericht besluit. Dat besluit luidt kort zakelijk gezegd: Aruparking heeft geconstateerd dat uw auto in strijd met het aldaar geldende parkeerverbod ex eerste lid sub a van artikel 10 van de Lvp geparkeerd stond in parkeerzone A, naar aanleiding waarvan Aruparking tot handhavend optreden is overgaan welk optreden met zich brengt dat u een bedrag van Afl. 200,-- aan kosten van wegslepen en van bewaring van uw auto en/of aan bestuurlijke boete verschuldigd bent aan Aruparking, na betaling van welk bedrag u de auto weer terug krijgt. Dat besluit is afkomstig van of genomen door een krachtens publiekrecht met openbaar gezag omklede rechtspersoon (die daarom gelijk kan worden gesteld met een bestuursorgaan). Dit alles leidt tot de voorlopige conclusie dat te dezen voor Boulevard een andere met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open staat of open stond, te weten de zogeheten Lar-procedure (te voeren bij de bestuursrechter van dit Gerecht na of gelijktijdig met een bij Aruparking in te stellen bezwaar). Als die conclusie bij eindvonnis definitief of juist wordt geoordeeld door het Gerecht, dient Boulevard niet-ontvankelijk verklaard te worden in het door haar verzochte.
3.5
In de omstandigheid dat vorenstaande niet tot uiting is gekomen in het door partijen tot nog toe gevoerde debat en het Gerecht een voor partijen verrassende beslissing dient te vermijden ziet het Gerecht aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten als na te melden, tijdens welke partijen hun standpunt over al het vorenstaande kenbaar kunnen maken.
3.6
Boulevard wordt ter zitting voorts in elk geval in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stelling van Aruparking dat aan Boulevard geen (volgens het Gerecht bestuurlijke) boete is opgelegd. Aruparking dient ter zitting helderheid te verschaffen aan het Gerecht en aan Boulevard over de vraag waarom het document zwijgt over (1) de datum en het tijdstip waarop de (vermeende) parkeerovertreding is vastgesteld, (2) het tijdstip waarop een wielklem is aangebracht aan de auto (zoals gesteld door Aruparking), (3) het tijdstip waarop de auto is weggesleept, en (4) het tijdstip waarop de auto in bewaring is gesteld. Voorts dient Aruparking ter zitting helderheid te verschaffen aan het Gerecht en aan Boulevard waarom op het document staat vermeld dat er Afl. 50,-- aan boete (“
fine charges”) in rekening is gebracht, terwijl Aruparking in het licht van dat gegeven stelt dat er door haar geen boete aan Boulevard is opgelegd.
3.7
Partijen dienen deugdelijk vertegenwoordigd ter comparitie te verschijnen, desgewenst samen met hun gemachtigden. Het Gerecht wijst partijen erop dat het uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die het geraden zal achten.
3.8
De partij die zich ter comparitie op bescheiden wil beroepen, dient die stukken (niet zijnde pleitnota’s, want die worden - óók ter zitting - niet toegelaten)
uiterlijk één weekvóór de comparitie in fotokopie aan zijn wederpartij en aan de griffier van het Gerecht over te leggen.
3.9
De partij die is verhinderd om op de hierna te bepalen datum en tijdstip te verschijnen, dient binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis per brief aan de ondergetekende rechter onder opgave van redenen een verzoek om uitstel voor te leggen. Bij het verzoek om uitstel dienen tevens de verhinderdata te worden opgegeven van alle partijen en hun gemachtigden gedurende de drie maanden na onderstaande dagbepaling. Indien niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis om uitstel is verzocht, zal nog slechts uitstel worden verleend in geval van overmacht. In dat geval moet de partij die wegens overmacht is verhinderd te verschijnen, onmiddellijk na het intreden van die overmacht per brief aan de ondergetekende rechter een verzoek om uitstel voor te leggen.
3.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-gelast een verschijning van partijen voor het geven van inlichtingen en/of ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. A.H.M. van de Leur, rechter, op
vrijdag 27 mei 2016 om 14:30 uurin zaal A van het in Aruba te J.G. Emanstraat nr. 51 gelegen gerechtsgebouw;
-bepaalt dat Boulevard dan aanwezig moet zijn vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen, desgewenst met gemachtigde;
-bepaalt dat Aruparking dan aanwezig moet zijn vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen, desgewenst met gemachtigde;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 mei 2016 in aanwezigheid van de griffier.