ECLI:NL:OGEAA:2016:33

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
E.J. no. 2558 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontbinding van arbeidsovereenkomst en billijkheidsvergoeding bij ontslag op staande voet

In deze zaak verzoekt een werknemer, die op staande voet is ontslagen, om de voorwaardelijke ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft op 12 januari 2016 uitspraak gedaan. De werknemer verzoekt primair om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen, met toekenning van een billijkheidsvergoeding van Afl. 212.062,--. Subsidiair verzoekt hij om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog bestaat, met dezelfde vergoeding. De werkgever, Costa del Sol Development Company N.V. (CDS), verzet zich tegen het verzoek en concludeert tot afwijzing, met een lagere vergoeding van Afl. 21.308,25.

De procedure heeft plaatsgevonden op 7 december 2015, waarbij beide partijen zijn verschenen met hun gemachtigden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werknemer op 6 juli 2009 in dienst is getreden bij CDS en dat hij op 24 november 2015 op staande voet is ontslagen. Dit ontslag is door de werknemer nietig verklaard op 1 december 2015. Het Gerecht oordeelt dat het ontslag rechtsgeldig is totdat het tegendeel in rechte is vastgesteld, waardoor de werknemer niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn primaire verzoek.

Wat betreft het subsidiaire verzoek tot voorwaardelijke ontbinding, oordeelt het Gerecht dat er sprake is van gewichtige redenen voor ontbinding. Het Gerecht kent de werknemer een billijkheidsvergoeding toe van Afl. 175.000,--, afhankelijk van de uitkomst van de rechtszaak over de nietigheid van het ontslag. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 12 januari 2016
Behorend bij E.J. no. 2558 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigden: de advocaten mrs. G.W. Rep en D. Holwerda Munk,
tegen:
de naamloze vennootschap
COSTA DEL SOL DEVELOPMENT COMPANY N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster
hierna ook te noemen: CDS,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift;
-de toegelaten nadere producties van [verzoeker];
-de akte van [verzoeker] houdende een wijziging van eis;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak.
1.2
Die behandeling heeft plaatsgevonden op 7 december 2015. [Verzoeker] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. CDS is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door mw. B. Gonzalez en mw. N. Dragt (projectdirecteur respectievelijk personeelsmanager bij CDS). [verzoeker] is ter zitting in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verweerschrift, en CDS is vervolgens in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Partijen hebben in dat verband pleitnota’s overgelegd.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
Verzoeker] verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
primair:
-de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbindt op grond van gewichtige redenen bestaande uit gewijzigde omstandigheden, onder toekenning van een door CDS te betalen billijkheidsvergoeding aan [verzoeker] ad Afl. 212.062,--;
subsidiair:
-voor zover die nog steeds bestaat de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbindt op grond van gewichtige redenen bestaande uit gewijzigde omstandigheden, onder toekenning van een door CDS te betalen billijkheidsvergoeding aan [verzoeker] ad
Afl. 212.062,--;
primair en subsidiair:
-CDS veroordeelt in de proceskosten.
2.2
CDS voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [verzoeker] verzochte, althans aan [verzoeker] geen vergoeding toe te kennen dan wel een vergoeding toe te kennen welke niet hoger is dan Afl. 21.308,25.
2.3
Voor zover voor de beslissing van belang worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat dat [verzoeker] op 6 juli 2009 krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst is getreden van CDS. Vast staat voorts dat bij beschikking van dit Gerecht van 27 oktober 2015, gegeven in de tussen partijen gevoerde door CDS aanhangig gemaakte ontbindingszaak met als zaaknummer E.J. 1844 van 2015, (hierna: de beschikking) het ontbindingsverzoek van CDS is toegewezen met toekenning aan [verzoeker] van een door CDS te betalen billijkheidsvergoeding van Afl. 145.415,00 bruto. Ook staat vast dat CDS tijdig gebruik heeft gemaakt van de bij de beschikking aan haar geboden gelegenheid om het ontbindingsverzoek in te trekken. Tot slot staat vast dat [verzoeker] op 24 november 2015 door CDS op staande voet is ontslagen, van welk ontslag [verzoeker] de nietigheid heeft ingeroepen op 1 december 2015.
3.2
Voormeld ontslag, dat als rechtsgeldig heeft te gelden totdat in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat zulks niet het geval is, brengt mee dat er thans geen arbeidsovereenkomst meer bestaat tussen partijen. In dat verband kan die overeenkomst dus niet (onvoorwaardelijk) worden ontbonden. Dat betekent dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het primair door hem verzochte.
3.3
Wat betreft de subsidiair verzochte voorwaardelijke ontbinding wordt het volgende overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat het gegeven dat [verzoeker] (voorwaardelijke) ontbinding wenst van zijn arbeidsovereenkomst reeds als gewichtige reden heeft te gelden om daartoe over te gaan. In zoverre wordt het ontbindingsverzoek van [verzoeker] toegewezen als na te melden. De vraag die thans moet worden beantwoord is of [verzoeker] al dan niet in aanmerking komt voor een door CDS te betalen billijkheidsvergoeding.
3.4
Vast staat althans aannemelijk is geworden dat er sprake is van een ernstige vertrouwensbreuk tussen partijen (die overigens ook de voorwaardelijke ontbinding van de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst rechtvaardigt). Uit de in de beschikking voor partijen genoegzaam bekende vastgestelde feiten en overwegingen - op welke feiten en overwegingen [verzoeker] zich thans mede beroept, en die ook hier hebben te gelden behoudens de overwegingen met betrekking tot artikel 7:442 lid 2 BW - volgt dat die vertrouwensbreuk met name is te wijten aan het bij de beschikking vastgestelde of aannemelijk geoordeelde verwijtbaar/onzorgvuldig handelen van CDS jegens [verzoeker]. Dit klemt temeer omdat CDS in het licht van dit alles [verzoeker] thans verplicht om deel te nemen aan een cursus als ware hij een “
new hire” in plaats van hem te laten deelnemen aan een korte aantoonbaar op maat gesneden cursus of training, teneinde zijn verkoopprestaties te verbeteren. Aldus volhardt CDS in het door dit Gerecht reeds verwijtbaar geoordeelde handelen jegens [verzoeker].
3.5
In het hiervoor geschetste verband ziet het Gerecht aanleiding tot toekenning aan [verzoeker] van een door CDS te betalen billijkheidsvergoeding. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, waaronder onder meer begrepen het aantal dienstjaren van [verzoeker], zijn gemiddelde maandsalaris van Afl. 12.177,88 zoals in voormelde procedure reeds vastgesteld, zijn leeftijd en de mate van het (aanhoudend) verwijtbaar handelen van CDS oordeelt het Gerecht - zonder dat in enige formule uit te drukken - een vergoeding van Afl. 175.000,-- bruto passend en geboden, althans redelijk en billijk. Een eventuele cessantia-uitkering strekt in mindering op dat bedrag. Bij dit alles heeft te gelden dat de verplichting tot betaling van voormelde vergoeding enkel afhankelijk is van de vraag of rechte onherroepelijk komt vast te staan dat het aan [verzoeker] gegeven ontslag nietig is. Zie in dit verband het dictum onder e.
3.6
Nu de toe te kennen vergoeding beduidend minder is dat die door [verzoeker] is verzocht, zal het Gerecht overeenkomstig het bepaalde in het zesde lid van artikel 7A:1615w BW [verzoeker] een termijn verlenen om, zo hij dit wenst, zijn ontbindingsverzoek in te trekken. In dat geval zal [verzoeker] de kosten van deze procedure moeten dragen, die tot aan deze uitspraak worden begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 900,-- per punt). Indien [verzoeker] zijn ontbindingsverzoek niet intrekt ziet het Gerecht in het gegeven dat [verzoeker] in zijn primaire verzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard en overigens in het gelijk wordt gesteld aanleiding om de kosten te compenseren tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
a. verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn primaire verzoek;
b. stelt [verzoeker] in de gelegenheid zijn subsidiaire verzoek tot voorwaardelijke ontbinding in te trekken middels een uiterlijk op
dinsdag 19 januari 2016ter griffie van het Gerecht af te leggen schriftelijke verklaring, met gelijktijdig afschrift daarvan aan CDS;
c. veroordeelt [verzoeker] in dat geval in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van CDS, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.800,- aan salaris voor de gemachtigde;
INDIEN [VERZOEKER] ZIJN SUBSIDIAIRE VERZOEK NIET INTREKT
d. ontbindt de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen indien en voorzover in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat die arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat, en dat met ingang van de dag of het moment dat in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat die arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat;
e. kent, in het geval dat in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat het door CDS aan [verzoeker] gegeven ontslag nietig is, toe aan [verzoeker] een door CDS te betalen billijkheidsvergoeding van Afl. 175.000,-- bruto, met dien verstande dat een mogelijk aan [verzoeker] uit te keren bedrag aan cessantia in mindering strekt op die vergoeding;
f. verklaart deze beschikking wat betreft onderdeel d. en e. uitvoerbaar bij voorraad;
g. compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
h. wijst af het meer of anders door [verzoeker] verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 januari 2016.