ECLI:NL:OGEAA:2016:331
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om erkenning van buitenlands vonnis inzake voogdij en gezag over minderjarige
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 mei 2016 uitspraak gedaan op een verzoek van de vader van een minderjarige, die in Haïti is geboren. De vader, die in persoon procedeerde, verzocht om een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ter zake van een uitspraak van een Haïtiaanse rechter van 16 januari 2013, waarin de wettelijke voogdij over de minderjarige aan hem werd toegekend. De minderjarige had van 19 mei 2012 tot 14 maart 2015 feitelijk in Aruba verbleven, en de vader had een verblijfsvergunning voor de minderjarige aangevraagd, welke was afgewezen.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 14 juli 2015 was ingediend, gevolgd door een advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand op 29 december 2015. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 april 2016 was de vader aanwezig. Het gerecht heeft de feiten en het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de Haïtiaanse uitspraak niet vatbaar is voor inschrijving in een register van de burgerlijke stand, omdat dergelijke registers geen informatie bevatten over voogdij of gezag over minderjarigen.
Op basis van artikel 1:26 BW kan het gerecht een verklaring voor recht afgeven dat een buiten Aruba gedane uitspraak door een bevoegde instantie is opgemaakt, maar in dit geval is de Haïtiaanse uitspraak niet geschikt voor opname in het register. Het verzoek van de vader is daarom afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.