In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 mei 2016 een beschikking gegeven op het verzoek van de bewindvoerster en de vader van drie minderjarige kinderen. Het verzoek betreft de machtiging tot verkoop van een onroerend goed dat deel uitmaakt van de nalatenschap van de overleden moeder van de kinderen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 11 februari 2016 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 april 2016, waarbij de verzoekers in persoon verschenen. De kinderen zijn geboren uit het huwelijk tussen de moeder en de vader, en de moeder is op 14 oktober 2014 overleden. In haar testament heeft zij haar kinderen als enige erfgenamen benoemd en de bewindvoerster aangesteld om over de nalatenschap te beschikken.
Het onroerend goed betreft een recht van erfpacht op twee percelen domeingrond in Aruba, met een totale oppervlakte van 579 m2. De vrije marktwaarde van het registergoed is op 30 april 2015 getaxeerd op Afl. 212.000,00. De gezamenlijke medegerechtigden hebben op 11 december 2015 een koopovereenkomst gesloten voor een bedrag van Afl. 210.000,00. Het gerecht heeft geoordeeld dat het verschil tussen de taxatiewaarde en de verkoopprijs niet zodanig groot is dat dit de belangen van de minderjarigen zou schaden. Daarom is het verzoek tot machtiging tot verkoop ingewilligd.
De bewindvoerster is verplicht om binnen zes maanden na de verkoop schriftelijk rekening en verantwoording af te leggen aan het gerecht over het deel van de koopsom dat aan de minderjarigen toekomt. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere afhandeling. De beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.