ECLI:NL:OGEAA:2016:341

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 mei 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
LAR nr. 2655 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing van vergunningaanvraag en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft appellant, wonende in Aruba, beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport, die zijn aanvraag voor een koffiehuis- en restaurantvergunning had afgewezen. De Minister had eerder, op 14 oktober 2014, het bezwaar van appellant gegrond verklaard, maar de aanvraag opnieuw afgewezen. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 juni 2015, waarin de eerdere beschikking werd vernietigd en de Minister werd opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Op 13 oktober 2015 verleende de Minister uiteindelijk de gevraagde vergunning, maar appellant stelde opnieuw beroep in op 19 november 2015, ditmaal met het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en materiële schade.

Tijdens de zitting op 18 april 2016 heeft appellant zijn verzoek om schadevergoeding toegelicht, maar het Gerecht oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij eerder om schadevergoeding had verzocht. De Landsverordening administratieve rechtspraak biedt geen mogelijkheid voor een partij om kosten te vorderen zonder dat hier een verzoek aan vooraf is gegaan. Het Gerecht concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de bestreden beschikking geen beslissing bevatte over het verzoek om schadevergoeding. De rechter heeft de zaak op 23 mei 2016 afgesloten met de uitspraak dat het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, en dat er geen wettelijke grondslag was voor een veroordeling in de kosten.

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 23 mei 2016
LAR nr. 2655 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant]
wonende in Aruba,
APPELLANT
gemachtigde: de heer M.L. Hassel
gericht tegen:
De Minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 14 oktober 2014 heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een koffiehuisvergunning en restaurantvergunning B gegrond verklaard en opnieuw beslissende op die aanvraag, deze wederom afgewezen.
Tegen die beschikking heeft appellant beroep ingesteld. Bij uitspraak van dit gerecht van 29 juni 2015 is het beroep gegrond verklaard, de bestreden beschikking van 14 oktober 2014 vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellant diende te nemen.
Bij beschikking van 13 oktober 2015 heeft verweerder aan appellant de gevraagde vergunning verleend. Tegen die beschikking heeft appellant op 19 november 2015 beroep ingesteld. Verweerder heeft op 6 januari 2016 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 18 april 2016, alwaar appellant is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Appellant heeft beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking omdat hij wenst dat verweerder primair wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van
Afl. 2.000,-- wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en subsidiair tot betaling van een materiële schadevergoeding van
Afl. 110,250,--.
2.2
Verweerder heeft de aanvraag van appellant ingewilligd. Een belanghebbende kan bij de ter zake bevoegde rechter slechts opkomen tegen een beschikking, indien hij door gebruik van het rechtsmiddel in een gunstiger positie kan geraken. De Landsverordening administratieve rechtspraak voorziet niet in een verplichting aan het betrokken bestuursorgaan om (ambtshalve) de kosten die bij een partij in verband met de behandeling van het bezwaar zijn opgekomen te vergoeden (zie in dit verband ook de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 23 mei 2014, HLAR 66135/13). Niet is gebleken dat appellant op enig moment aan verweerder heeft verzocht om een schadevergoeding als thans verzocht. De bestreden beschikking behelst dan ook geen beslissing op een dergelijk verzoek. Hetgeen appellant met het beroep beoogt -veroordeling van verweerder tot vergoeding van de bij hem voor behandeling van het bezwaar opgekomen kosten- kan daarmee derhalve niet worden bereikt. Het gerecht zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
2.3
Voor een veroordeling in de kosten bestaat ook overigens geen wettelijke grondslag. Daartoe wordt overwogen dat de grondslag voor een veroordeling in de proceskosten in beroepszaken op grond van de Lar is gelegen in de in artikel 52, tweede lid, van deze landsverordening neergelegde mogelijkheid van veroordeling tot vergoeding van schade, geleden als gevolgd van de vernietigde beschikking. Bij een uitspraak, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring ontbreekt de mogelijkheid tot een dergelijke veroordeling.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.T. Paulides, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 23 mei 2016, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).