ECLI:NL:OGEAA:2016:369

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
8 juni 2016
Zaaknummer
A.R. no. 2779 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid voor achterstallige huur en gerechtelijke erkentenis

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een geldvordering van Boulevard Hotel N.V. tegen verschillende gedaagden wegens achterstallige huur voor een winkelpand. De eiseres, Boulevard Hotel N.V., heeft een vordering ingesteld tegen Gedaagde sub 1, Gedaagde sub 2 en Wellcro Aruba N.V. voor een totaalbedrag van Afl. 74.000,--, vermeerderd met rente en proceskosten. De gedaagden hebben in de procedure geen verweer gevoerd, behalve Gedaagde sub 2, die zich op het standpunt heeft gesteld dat de vordering pas kan worden toegewezen nadat Wellcro volledig is uitgewonnen.

De procedure heeft geleid tot een gerechtelijke erkentenis van Gedaagde sub 2, die samen met Gedaagde sub 1 hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schuld van Wellcro aan Boulevard. Het Gerecht oordeelt dat deze erkentenis niet kan worden herroepen, omdat Gedaagde sub 2 niet heeft aangetoond dat deze onder dwang of zonder vrijheid is afgelegd. Hierdoor staat vast dat Gedaagde sub 2, net als Gedaagde sub 1 en Wellcro, hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de schuld aan Boulevard.

Het Gerecht heeft de vordering van Boulevard in hoofdsom toegewezen en de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, evenals de proceskosten. De vordering tot rente werd afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Het vonnis is uitgesproken op 4 mei 2016 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 4 mei 2016
Behorend bij A.R. no. 2779 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de hoofdzaak van:
de naamloze vennootschap
BOULEVARD HOTEL N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Boulevard,
gemachtigden: de advocaten mrs. P.R.C. Brown en M. Voorn,
tegen:

1.Gedaagde sub 1,

wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: Gedaagde sub 1,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
en:

2.Gedaagde sub 2,

wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: Gedaagde sub 2,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
en:
3. de naamloze vennootschap
WELLCRO ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: Wellcro,
procederend voor zichzelf,
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: Gedaagde c.s.,
en in het incident tot vrijwaring van:
Eiseres X,
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Eiseres X,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
de naamloze vennootschap
BOULEVARD HOTEL N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Boulevard,
gemachtigden: de advocaten mrs. P.R.C. Brown en M. Voorn.

1. DE PROCEDURE

in de hoofdzaak en in het vrijwaringsincident

1.1
Het verloop van de procedure tot 22 april 2015 blijkt uit het vonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure in de hoofdzaak, waarin mr. G.L. Griffith zich ter rolzitting van 28 januari 2015 als gemachtigde heeft gesteld voor Gedaagde sub 1 en Wellcro, blijkt uit:
-de conclusie van antwoord van Gedaagde sub 2,
-de tegen Gedaagde sub 1 en Wellcro verleende aktes van niet dienen van antwoord;
-de conclusie van repliek, met één productie;
-de conclusie van dupliek van Gedaagde sub 2;
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in de hoofdzaak

2.1
Boulevard vordert zoals reeds omschreven in voormeld vonnis dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Gedaagde c.s. hoofdelijk veroordeelt:
-om aan Boulevard te betalen Afl. 74.000,--, te vermeerderen met overeengekomen rente ad maandelijks 1,5% over Afl. 77.000-- gerekend vanaf 28 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
-in de proceskosten
2.2
Gedaagde sub 1 en Wellcro hebben geen verweer gevoerd. Gedaagde sub 2 voert verweer en concludeert - zo het Gerecht begrijpt - tot afwijzing van het door Boulevard gevorderde, met dien verstande dat toewijzing van enig deel van de jegens haar gerichte vordering van Boulevard eerst dan aan de orde kan zijn als Wellcro volledig is uitgewonnen.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

in de hoofdzaak

3.1
Vast staat tussen partijen dat Wellcro per 1 maart 2012 een huurovereenkomst heeft gesloten met Boulevard voor de huur van een aan Boulevard toebehorende winkelruimte in de Renaissance Mall. Vanaf de tweede helft van 2012 is Wellcro achterstallig geraakt met de betaling van huurpenningen aan Boulevard, hetgeen heeft geleid tot een huurbetalingsachterstand van in totaal Afl. 77.000,--. Bij brief van 14 februari 2013 heeft Boulevard de huurovereenkomst met Wellcro met onmiddellijke ingang ontbonden. Op 4 oktober 2013 hebben Gedaagde sub 1, Gedaagde sub 2 en Wellcro ten behoeve van Boulevard een van goedschrift voorziene schuldbekentenis annex afbetalingsregeling goed voor Afl. 77.000,-- ondertekend. Die schuldbekentenis vermeldt onder meer:
“(…).
1. Ondergetekenden, WELLCRO ARUBA N.V. nader te noemen “Wellcro”, Gedaagde sub 2, nader te noemen “Gedaagde sub 2” en Gedaagde sub 1, nader te noemen “Gedaagde sub 1”, nader tezamen te noemen “schuldenaars”, verklaren per 1 maart 2013 hoofdelijk een bedrag groot Afl. 77.000,00 (zeven en zeventig duizend Arubaanse florins) verschuldigd te zijn aan de naamloze vennootschap BOULEVARD HOTEL N.V., nader te noemen “Boulevard”, uit hoofde van achterstallige huur en andere kosten met betrekking tot de huur van een winkelruimte in het winkelcentrum van Boulevard.
2. Gedaagde sub 2 en Gedaagde sub 1 zijn echtelieden en voor zover vereist door art. 1:88 BW verlenen zij elkaar toestemming om zich als hoofdelijk medeschuldenaar van Wellcro te verbinden.
3. Schuldenaars zullen, des dat de een betalende de andere zal zijn bevrijd, het bedrag van Afl. 77.000,00 als volgt voldoen: maandelijkse termijnen van Afl. 750,00 (zevenhonderd vijftig Arubaanse florins), zulks te beginnen op 7 oktober 2013 en vervolgens elke 5de van de maand totdat de schuld geheel zal zijn voldaan.
(…).”.
Vast staat tot slot dat Gedaagde sub 1 en Gedaagde sub 2 conform voormelde schuldbekentenis annex betalingsregeling (hierna: de schuldbekentis) 4 betalingen hebben verricht van ieder Afl. 750,--, ofwel in totaal ad Afl. 3.000,--, en dat er vanaf 29 januari 2014 in weerwil van diverse betalingsherinneringen van Boulevard geen betalingen meer zijn verricht. Het nog aan Boulevard krachtens de schuldbekentenis te betalen bedrag behelst
Afl. 74.000,-- (hierna: de restschuld), zijnde het in hoofdsom door Boulevard gevorderde bedrag.
3.2
Gedaagde sub 1 en Wellcro hebben - anders dan Gedaagde sub 2 - de vordering van Boulevard en haar daaraan ten gronde gelegde stellingen niet bestreden. Vast komt daarom te staan dat Gedaagde sub 1 en Wellcro hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens Boulevard voor de betaling van de restschuld. Dat brengt met zich dat de vordering in hoofdsom van Boulevard voorzover gericht tegen Gedaagde sub 1 en Wellcro zal worden toegewezen.
3.3.1
In het licht van het onder 3.1 vermelde heeft Gedaagde sub 2 in sustenu 3. van haar incidentele conclusie tot oproeping en van eis in vrijwaring verklaard of erkend dat zij en haar echtgenoot, te weten Gedaagde sub 1, zich hoofdelijk aansprakelijk hebben gesteld voor de schuld van Wellcro aan Boulevard. Dat is naar het oordeel van het Gerecht een gerechtelijke erkentenis in de zin van het eerste lid van artikel 133 Rv, die ingevolge het tweede lid van dat artikel slechts kan worden herroepen indien aannemelijk is dat zij door een dwaling of niet in vrijheid is afgelegd. Gedaagde sub 2 heeft niet gesteld dat haar verklaring of erkentenis door een dwaling of niet in vrijheid is afgelegd. Bedoelde erkentenis is gaaf, en brengt met zich dat vast komt te staan dat Gedaagde sub 2 (net als Gedaagde sub 1 en Wellcro) hoofdelijk aansprakelijk is voor betaling van de restschuld aan Boulevard. De andersluidende latere stellingen van Gedaagde sub 2 - wat van de inhoud daarvan ook zij - doen daaraan niets af.
3.3.2
Vorenstaande brengt mee dat de vordering van Boulevard in hoofdsom voorzover gericht tegen Gedaagde sub 2 eveneens zal worden toegewezen. Er zijn in het licht van de hoofdelijke aansprakelijkheid van Gedaagde sub 2 geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen. Met name kunnen mogelijke draagplichtverhoudingen binnen de driehoek Gedaagde sub 2, Gedaagde sub 1 en Wellcro niet aan toewijzing van de tegen Gedaagde sub 2 gerichte vordering van Boulevard in de weg staan.
3.4
De impliciete stelling van Boulevard, dat sprake is van (verschuldigdheid van) overeengekomen rente ad 1,5% maandelijks over de hoofdsom ad Afl. 77.000,-- mist naar het oordeel van het Gerecht voldoende grondslag of onderbouwing. Nergens in de schuldbekentenis valt immers te lezen dat daarvan sprake is, en gesteld noch gebleken is dat partijen dat anderszins zijn overeengekomen. Deze nevenvordering van Boulevard zal worden afgewezen.
3.5
In sustenu 12 van haar conclusie van repliek stelt Boulevard impliciet dat Gedaagde c.s. jegens haar gehouden zijn tot vergoeding van kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte. Die stelling kan onbesproken blijven, nu die vergoeding niet is gevorderd door Boulevard.
3.6
De slotsom luidt dat Gedaagde c.s. ten titel van nakoming hoofdelijk zullen worden veroordeeld om aan Boulevard te betalen Afl. 74.000,--.
3.7
Gedaagde c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de door Boulevard gemaakte proceskosten waaronder begrepen die van het bij partijen genoegzaam bekende op 27 oktober 2014 ten laste van Gedaagde sub 1 onder Boogaard Assuratiën N.V. gelegde conservatoire beslag en die van het op diezelfde datum ten laste van Gedaagde sub 2 onder Setar N.V. gelegde conservatoire beslag. De proceskosten worden tot aan deze uitspraak begroot op (214,-- + 193,-- + 214,-- + 214,-- + 189,-- + 900,-- + 189,-- + 243,-- +
214,-- + 243,-- =) Afl. 2.813,-- aan verschotten en Afl. 3.300,-- aan salaris voor de gemachtigden (3 punten van liquidatietarief 6, ad Afl. 1.100,-- per punt).
in het vrijwaringsincident
3.8
Gedaagde sub 2 zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de incidentele proceskosten van Boulevard, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 900,-- (1 punt van liquidatietarief 5, ad Afl. 900,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
in de hoofdzaak
-veroordeelt Gedaagde c.s. hoofdelijk, des dat hetgeen de één heeft betaald de ander bevrijdt, om aan Boulevard te betalen Afl. 74.000,--;
-veroordeelt Gedaagde c.s. hoofdelijk, des dat hetgeen de één heeft betaald de ander bevrijdt, in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Boulevard, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.813,-- aan verschotten en Afl. 3.300,-- aan salaris voor de gemachtigden;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte;
in het vrijwaringsincident
-veroordeelt Gedaagde sub 2 in de kosten van het incident gevallen aan de zijde van Boulevard, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 900,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 mei 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.