ECLI:NL:OGEAA:2016:376

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
EJ nr. 974 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechter in gezags- en omgangsregelingen met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek van de moeder, die in Nederland woont, om gezag en omgangsregeling met betrekking tot haar minderjarige kind. De moeder is op 6 september 2015 met de minderjarige naar Nederland vertrokken zonder haar adres achter te laten. De vader, wonende in Aruba, heeft ook een verzoek ingediend. De procedure is eerder behandeld in beschikkingen van 18 augustus 2015 en 1 december 2015.

De rechter heeft vastgesteld dat de minderjarige thans haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Gelet op het Haagse Kinderbeschermingsverdrag 1961, waarbij Aruba is aangesloten, heeft de Arubaanse rechter geen bevoegdheid om te oordelen over kwesties van gezag en omgangsregeling. Dit betekent dat de Arubaanse rechter zich onbevoegd verklaart om het verzoek van de vader ten aanzien van het gezag en de omgangsregeling te behandelen.

Daarnaast heeft de moeder een verzoek ingediend voor kinderalimentatie, maar dit verzoek is als onvoldoende onderbouwd afgewezen. De rechter heeft besloten dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven op 2 februari 2016 door rechter E.M.D. Angela, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 2 februari 2016
behorend bij EJ nr. 974 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen:
[verzoekster],
wonende in Nederland, zonder bekende woon- en/of verblijfplaats,
VERZOEKSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara,
en:
[verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch.
Belanghebbenden:
[minderjarige], de minderjarige,
DE VOOGDIJRAAD

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikkingen van dit gerecht van 18 augustus 2015 en 1 december 2015. De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

De moeder is op 6 september 2015 met de minderjarige naar Nederland vertrokken zonder haar adres achter te laten.

3.DE BEOORDELING

Gezag en omgangsregeling

3.1
De minderjarige heeft thans haar gewone verblijfplaats in Nederland. Gelet op het Haagse Kinderbeschermingsverdrag 1961, waarbij Aruba is aangesloten, bestaat in elk geval thans geen bevoegdheid van de Arubaanse rechter om te oordelen over kwesties van gezag en omgangsregeling (zie uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 20 mei 2014 in de zaak EJnr. 2519/2012 - H-369/13).
Kinderalimentatie
3.2
Het verzoek van de moeder om kinderalimentatie zal als niet, althans onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
3.3
De kosten van deze procedure zullen worden gecompenseerd, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek van de vader ten aanzien van het gezag en omgangsregeling kennis te nemen,
wijst het verzoek van de moeder om kinderalimentatie af,
compenseert de proceskosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter terechtzitting van dinsdag 2 februari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.