ECLI:NL:OGEAA:2016:376
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechter in gezags- en omgangsregelingen met betrekking tot een minderjarige
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek van de moeder, die in Nederland woont, om gezag en omgangsregeling met betrekking tot haar minderjarige kind. De moeder is op 6 september 2015 met de minderjarige naar Nederland vertrokken zonder haar adres achter te laten. De vader, wonende in Aruba, heeft ook een verzoek ingediend. De procedure is eerder behandeld in beschikkingen van 18 augustus 2015 en 1 december 2015.
De rechter heeft vastgesteld dat de minderjarige thans haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Gelet op het Haagse Kinderbeschermingsverdrag 1961, waarbij Aruba is aangesloten, heeft de Arubaanse rechter geen bevoegdheid om te oordelen over kwesties van gezag en omgangsregeling. Dit betekent dat de Arubaanse rechter zich onbevoegd verklaart om het verzoek van de vader ten aanzien van het gezag en de omgangsregeling te behandelen.
Daarnaast heeft de moeder een verzoek ingediend voor kinderalimentatie, maar dit verzoek is als onvoldoende onderbouwd afgewezen. De rechter heeft besloten dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven op 2 februari 2016 door rechter E.M.D. Angela, in aanwezigheid van de griffier.