ECLI:NL:OGEAA:2016:377

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
E.J. no. 1156 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van cao-norm en Haviltexnorm in arbeidsrechtelijke geschil tussen vakvereniging en naamloze vennootschap

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een geschil tussen een vakvereniging en een naamloze vennootschap over de uitleg van een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor de periode 2012-2014. De vakvereniging, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.A. Ruiz, verzocht het Gerecht om de naamloze vennootschap, vertegenwoordigd door mr. M.E.D. Brown, te gelasten de cao na te komen. Dit omvatte onder andere een loonsverhoging voor werknemers en een bashi-premie. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 29 september 2015, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten en pleitnota's overhandigden.

Het Gerecht oordeelde dat de uitleg van de cao niet alleen op basis van de taalkundige betekenis van de bewoordingen mag plaatsvinden, maar ook andere relevante omstandigheden in acht moeten worden genomen. Hierbij werd de Haviltexnorm en de CAO-norm in overweging genomen. De Haviltexnorm staat toe dat alle omstandigheden meewegen, terwijl de CAO-norm zich beperkt tot omstandigheden die voor derden kenbaar zijn. Het Gerecht concludeerde dat de cao in principe elk jaar recht geeft op loonsverhoging, maar dat de specifieke tabel voor de jaren 2012-2014 niet van toepassing is op latere jaren.

De vorderingen van de vakvereniging werden afgewezen, en het Gerecht veroordeelde de vakvereniging in de proceskosten. De beschikking werd uitgesproken op 2 februari 2016 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 2 februari 2016
Behorend bij E.J. no. 1156 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
de vakvereniging met rechtspersoonlijkheid
[VERZOEKSTER],
gevestigd in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [VERZOEKSTER],
gemachtigde: de advocaat mr. A.A. Ruiz,
tegen:
de naamloze vennootschap
[VERWEERSTER] N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: [VERWEERSTER],
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 29 september 2015.
1.2
Uit aantekeningen blijkt dat [VERZOEKSTER] is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. T. Franken en dhr. M. Kelly (bestuursleden van [VERZOEKSTER]). [VERWEERSTER] is eveneens bij haar gemachtigde verschenen, die werd vergezeld door dhr. C. Lake en dhr. T. Tromp (financial controller respectievelijk operations manager bij [VERWEERSTER]). [VERZOEKSTER] heeft ter zitting gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te reageren op het verweerschrift van [VERWEERSTER], zulks onder overlegging van een pleitnota voorzien van toegelaten producties alsmede houdende een tijdig aangekondigde akte wijziging van eis. Vervolgens heeft [VERWEERSTER] gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om nog te reageren op voormelde reactie van [VERZOEKSTER], en dat eveneens onder overlegging van een pleitnota. [VERWEERSTER] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door [VERZOEKSTER] verzochte wijziging van eis. Die wijziging is mede daarom toegelaten.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
VERZOEKSTER] verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking kosten rechtens:
a. [VERWEERSTER] gelast om de tussen partijen gesloten cao 2012-2014 na te komen, in dier voege dat [VERWEERSTER] aan de werknemers die onder het bereik van de cao vallen met ingang van 1 januari 2015 gedurende de looptijd van de cao zoals overeengekomen een loonsverhoging van minimaal Afl. 150,-- en maximaal Afl. 300,-- per maand althans van minimaal Afl. 125,-- per maand en maximaal Afl. 225,-- per maand en een bashi-premie van Afl. 3.000,-- dient te betalen, rekening houdende met de reeds eerder uitgekeerde bedragen;
b. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt.
2.2 [
VERWEERSTER] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [VERZOEKSTER] verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat tussen partijen het volgende. [VERWEERSTER] oefent een stuwadoorsbedrijf uit op het haventerrein van Aruba, en heeft 67 werknemers in dienst. Tussen partijen is op enig moment een cao gesloten voor de periode 2012-2014 (hierna: de cao). Op grond van het tweede lid van artikel 4 van de cao wordt die telkens verlengd voor één jaar zolang de cao niet tijdig wordt opgezegd. De aanvankelijk tot 31 december 2014 geldende cao is op grond van die bepaling verlengd tot en met 31 december 2015, omdat geen der partijen de cao had opgezegd.
3.2.1
Hetgeen partijen in dit geschil met name verdeeld houdt is de uitleg van artikel 9 en (het vierde lid van) artikel 15 van de cao.
3.2.2
Artikel 9 van de cao voorzover thans van belang luidt:

1. Gedurende de periode van deze cao wordt in principe elk jaar het salaris van de werknemer verhoogd. Iedere verhoging is afhankelijk van zijn prestatie.
(…).
4. De prestatie van iedere werknemer wordt beoordeeld vóór de eerste uitbetaling in januari van het volgende jaar door middel van een beoordelingsformulier (…). Aan de hand daarvan worden de volgende salarisverhogingen uitbetaald voor de jaren 2012, 2013 en 2014:
Punten conform beoordeling Salarisverhoging (AWG. per maand)
2012 2013 2014

10225275300

9 225 275 300
8 200 200 225
7 175 175 200
6 150 150 175
0-5 125 125 150”.
3.2.3
Artikel 15 van de cao vermeldt onder meer:

Regeling eindejaarsbonus en bonus aan het begin van het jaar
1. Werknemers die in vaste dienst zijn bij [VERWEERSTER] en die het hele jaar in dienst zijn geweest bij [VERWEERSTER] ontvangen een eindejaarsbonus gelijk aan één maand salaris en de bijbehorende toelage(n) gelijk aan het aantal maanden waarin overwerk is verricht.
(…).
4. Voor de jaren 2012, 2013, en 2014 ontvangt elke werknemer een extra bonus (bashi-premie) van AWG. 3.000,-- aan het begin van [GEA: die] jaren.”.
3.3
Voor de door het Gerecht vast te stellen uitleg van voormelde bepalingen van de cao wordt het volgende vooropgesteld. Zowel aan de bij partijen genoegzaam bekende CAO-norm als aan eveneens bij partijen genoegzaam bekende Haviltexnorm ligt de gedachte ten grondslag dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld, al is in praktisch opzicht de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijke verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift wel van groot belang. Andere relevante omstandigheden moeten bij de uitleg worden betrokken, waarbij het verschil is dat bij de Haviltex-norm alle omstandigheden mogen meewegen (waaronder begrepen de bedoelingen van partijen bij het sluiten van de overeenkomst), en bij de CAO-maatstaf alleen de omstandigheden die voor derden kenbaar zijn. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt verder dat uitleg van een cao in de verhouding tussen de oorspronkelijk contracterende partijen aan de hand van de Haviltexnorm moet geschieden, maar dat toepassing van de CAO-norm is aangewezen met betrekking tot de uitleg van de cao ter zake van daarin neergelegde bepalingen die zien op rechten en verplichtingen van de werknemers, die ingevolge het eerste lid van artikel 6:254 BW hebben te gelden als partij bij de tussen de [VERWEERSTER] en [VERZOEKSTER] gesloten cao doch voor wie de bedoeling van die oorspronkelijk contracterende partijen niet kenbaar is en die op de formulering daarvan geen invloed hebben gehad.
3.4
Redelijke uitleg van het eerste lid van artikel 9 van de cao gelezen in samenhang en verbinding met het vierde lid van artikel 9 van de cao in het hiervoor geschetste verband brengt naar de bewoordingen van die leden met zich dat de werknemers onder de nawerkende cao in principe elk jaar recht hebben op een zekere loonsverhoging waarvan de hoogte telkens afhankelijk is van de prestaties van iedere individuele werknemer, maar dat de tabel in het vierde lid alleen van toepassing is op de jaren 2012, 2013 en 2014 en niet op de daarna gelegen jaren. Er zijn geen voor derden (lees dus ook: de werknemers) kenbare omstandigheden gesteld of gebleken die een andere uitleg kunnen rechtvaardigen. Dit betekent dat het op loonsverhoging ziende onderdeel van de vordering onder a. zal worden afgewezen.
3.5
Redelijke uitleg in voormeld verband van eerste lid van artikel 15 van de cao gelezen in samenhang en verbinding met het vierde lid van artikel 15 van de cao brengt naar de bewoordingen van die leden met zich dat de werknemers die voldoen aan de in artikel 1 vermelde criteria onder de nawerkende cao de in dat lid vermelde eindejaarsbonus moeten ontvangen, maar dat de
extrabonus zoals vermeld in het vierde lid alleen geldt voor de jaren 2012, 2013 en 2014 en niet voor de daarna gelegen jaren. Er zijn ook hier geen voor derden kenbare omstandigheden gesteld of gebleken die een andere uitleg kunnen rechtvaardigen. Eén en ander brengt mee dat het op uitkering van “
bashi-premie” ziende onderdeel van de vordering onder a. eveneens zal worden afgewezen.
3.6
In het licht van al het vorenstaande ziet het Gerecht geen ruimte voor enige andere beslissing, zodat ook de vordering onder b. zal worden afgewezen.
3.7 [
VERZOEKSTER] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [VERWEERSTER], tot aan deze uitspraak begroot op
Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 5, ad
Afl. 900,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door [VERZOEKSTER] verzochte;
-veroordeelt [VERZOEKSTER] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [VERWEERSTER], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 2 februari 2016.