Uitspraak
2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.DE BEOORDELING
4.DE BESLISSING
rolzitting van 29 juni 2016;
de rolrechter nader te bepalen rolzitting;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een geschil tussen ING Bank N.V. en een gedaagde die een studentenkredietovereenkomst heeft gesloten met de rechtsvoorganger van ING Bank, Postbank N.V. De gedaagde heeft in juli 2002 een kredietovereenkomst afgesloten met een kredietlimiet van € 4.500,- en een rente van 9,7% per jaar. ING Bank vordert dat de gedaagde een bedrag van € 5.045,36 aan haar betaalt, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde betwist echter dat zij dit bedrag verschuldigd is en stelt dat zij meer heeft afgelost dan door ING Bank is verwerkt. Dit wordt bemoeilijkt doordat bankafschriften verloren zijn gegaan tijdens een verhuizing van de gedaagde van Nederland naar Aruba.
Het Gerecht oordeelt dat ING Bank een verzwaarde stelplicht heeft om haar vordering te onderbouwen, gezien de onbestreden stelling van de gedaagde dat de algemene voorwaarden van ING Bank nimmer ter hand zijn gesteld. Dit leidt tot de conclusie dat de gedaagde zich kan beroepen op vernietiging van deze voorwaarden op grond van de artikelen 6:233 en 6:234 van het Burgerlijk Wetboek. Het Gerecht stelt ING Bank in de gelegenheid om bij akte te reageren op de stellingen van de gedaagde en om de gevorderde bedragen nader te specificeren. De zaak wordt aangehouden in afwachting van deze akte en de reactie van de gedaagde.